Eigenlijk had ik als titel boven dit stukje willen schrijven: ‘Remco’. Maar ik mag natuurlijk geen Remco zeggen, want ik ken hem niet persoonlijk. Gisteren ontving ik een e-mail van de openbare bibliotheek, waarin gewag werd gemaakt van het verschijnen van de speciale, gratis af te halen editie van Het leven is vurrukkeluk. In de e-mail stond een foto van de schrijver, op een houten stoel in een verder lege ruimte: ‘Campert, zittend’. De komende tijd wordt Campert in het zonnetje gezet, naar aanleiding van deze heruitgave. De neiging tot een eerbetoon voel ik zelf zo ongeveer iedere zaterdag. Camperts column is het eerste dat ik dan in de krant lees. En of hij nu over zijn poes of over verloren paraplu’s vertelt, of beschrijft hoe hij door Parijs zwerft, het voelt aan alsof wij goede vrienden zijn, verbonden door een zelfde soort beleving. Alsof ik dus wel degelijk ‘Remco’ mag zeggen. Dat is waarschijnlijk zijn speciale talent. De columns van Campert zijn zoiets als de ogen in het portret die steeds naar jou lijken te kijken, en je blijven volgen. De gedachte die me iedere zaterdag ook bekruipt, is deze: als Remco ooit doodgaat, wil ik naar zijn begrafenis toe. Maar eigenlijk hoop ik dat hij onsterfelijk is, en blijft zitten waar hij zit.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.