Dat er een aantal dingen vlak na elkaar gebeuren, wil nog niet zeggen dat er een verband tussen is. Maar voor het verhaal is het beter om te doen alsof.
Er was brand geweest in Glasgow – in 2014, in de Glasgow School of the Arts, en op 26 maart in de nabij gelegen Sauchiehall Street. Daar waar het voetgangersgebied tussen de vele winkels nu afgezet was, waren twee grote panden in een hevige windvlaag door het vuur verwoest. Ze stonden op instorten en zouden worden afgebroken.
A. en ik verbleven in een hotel in de straat van de kunstacademie, een zeer subtiel ontwerp van Charles Rennie Mackintosh uit 1899. Vier jaar geleden waren er werken uit de eindpresentaties van studenten in vlammen opgegaan maar was ook de prachtige houten bibliotheek uitgebrand. De restauratie was nog in volle gang. A. woonde in een nieuw gebouw er recht tegenover een conferentie bij en ik was met haar meegereisd naar de Schotse stad.
In de buurt hing nog steeds een brandlucht, beter te ruiken als je de heuvel afdaalde naar de winkelstraat. Waarschijnlijk kwam het daardoor dat mijn aandacht op zondag in het Kelvingrove Art Gallery and Museum getrokken werd door een klein schilderijtje van de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilder Egbert Lievenszoon Van der Poel (1621-1664), waar ik dan toe nog nooit van had gehoord. Een Hollandse meester die zich, volgens het bordje dat ernaast hing, gespecialiseerd had in het schilderen van branden.
Haalde hij al die vlammen uit zijn herinnering? Had hij zijn verbeelding aan het werk gezet bij de smeulende, verkoolde ruïnes van boerderijen en kerken? Had hij schetsen van haardvuur in zijn schildering verwerkt? Of was hij toevallig steeds op het juiste moment op de juiste plek, bij de branden aanwezig? Dat zou bijzonder verdacht zijn.
Naar mijn indruk was het vuur niet het beste onderdeel van zijn werk. Zijn kwaliteit school meer in het donkere landschap eromheen, dat slechts te zien was in het licht dat de brand op de dingen wierp.
Er is weinig over Egbert van der Poel bekend. Wel dat hij getuige was van de grote kruitexplosie in Delft in 1654 en dat hij enkele dagen daarna een van zijn dochtertjes moest begraven – om niet lang daarna met zijn gezin naar Rotterdam te verhuizen. Of het meisje een slachtoffer van de grote brand was die op de explosie volgde, weten we niet. Het zou een verklaring kunnen zijn. Voor alles.
De brandgeur, die je maar niet uit je neus krijgt.