Onze wandeling langs de Kromme Rijn begon gisteren met woordspelerige grappen over de ‘opruimplicht in het losloopgebied’ en lichte verbazing over de ‘goedemorgen’ groet van een oudere man in de Dorpsstraat van Bunnik. Het beloofde een typische dag op het platteland aan de achterkant van Nederland te worden. Tot we in Werkhoven een opvallend landhuis passeerden dat er alle schijn van had een nepkasteel te zijn. Te mooi aangestreken en opgeschilderd, alsof het een suikertaartje was. Maar de merkwaardige bijgebouwen – iets tussen Paleis Soestdijk, het Witte Huis en een verzameling Griekse tempels in – stonden leeg en de hekken waren verroest. We werden nieuwsgierig.
De bijgebouwen bleken niet toegankelijk. Gesloten, dichtgespijkerd en soms met ijzer plaatwerk van binnenuit afgesloten. We konden door de ramen kijken maar zagen nauwelijks betekenisvolle sporen van vroeger tijden. Een oude televisie, een enkele gesloopte deurstijl of ruit, eenpersoonskamers. Alleen de bijenkasten achter een van de paviljoens leken nog bewoond.
Midden op het terrein stond een theaterzaaltje. Door een kier tussen de houten voordeuren konden we naar binnen kijken en zagen zo de lege, met hout betimmerde ruimte. Op het podium stond nog één decorstuk: een grof geschilderde, kleine uitvoering van het kasteel, als een stoffig Droste-effect.
Toen we het terrein weer afliepen, passeerden we de brievenbus en ik googlede de naam van de huidige bewoner. Daarmee kwam niet alleen de geschiedenis van Kasteel Beverweerd boven, die toch wel degelijk terugging tot de 13e eeuw, maar ook die van voormalig meester-vervalser Geert Jan Jansen, de huidige bewoner, en de pijnlijke geschiedenis van de decennia vóór diens komst.
Zo bleek het kasteel meer dan dertig jaar lang een internationale kostschool geweest te zijn van het ‘Religieus genootschap der Vrienden’, Quakers naar het schijnt. Onder de docenten op dat internaat bevond zich een aantal leden van het in opspraak geraakte genootschap Castrum Peregrini, dat de zogenaamde ‘pedagogische eros’ beleed; een mooie term voor seksueel misbruik van jonge mannen door oudere heren zoals de dichter Wolfgang Frommel en de componist William Hilsley.
In de kamers van dit kasteel hadden naar verluidt vreselijke dingen plaatsgevonden, onder andere onder de handen van het getroebleerde, wellustige roofdier Hilsley.
Het was misschien een voorteken van het lot dat die andere, de tweede van de zeven hoofdzonden, treft. Het faillissement van de zorginstelling die er oudere vegetariërs of demente ouderen wilde huisvesten. De conflicten tussen de vastgoedspeculanten en de huurders. Tot op de dag van vandaag wonen Jansen en zijn vrouw dus nog in het kasteel – en gebeurt er nog altijd niets met het terrein.
Nou ja, er is vers grind gestort voor iedereen die het kasteel wil bereiken. Voormalig meester-vervalser Geert Jan Jansen is dan misschien met pek en veren neergekwakt langs de Kromme Rijn, hij verdient daar een goede boterham aan de hypocrisie van de kunsthandel.
Castrum Peregrini bestaat nog altijd en probeert zijn naam te zuiveren. En de voormalige studenten van de internationale kostschool hebben lang contact gehouden met elkaar maar hun website is gedateerd en wordt ogenschijnlijk zelfs gecensureerd – met de kennis van toen.
De deur in de hoek zou uit een boze droom kunnen komen. Maar hij was er echt, op Beverweerd. Net als de boze droom zelf.