Mijn grootste angst werd gisteren bewaarheid – gelukkig slechts gedurende een uur en geheel op vrijwillige basis. Geslagen worden met blindheid, dat is waar ik op doel. We bezochten het Muzieum in Nijmegen, alwaar we na een korte oefening met een blindenstok in een volledig verduisterde ruimte werden geleid. Dankzij de stem van onze gids, die ons heel spraakzaam en attent door de verschillende ruimtes in dit bijzondere belevingsmuseum voerde, ondergingen wij gedurende een uur de dagelijkse realiteit van de blinden. Dat was een intense ervaring en ik kan die nog maar moeilijk in woorden vatten.
Ik bleek er niet heel goed in vooralsnog, in blind zijn. Ik doolde wat langs de muren van de kamers, schuifelde maar wat vooruit en stak een straat over zonder op het verkeer te letten.
‘Wat voel je daar, Gert?’
‘Ik heb geen idee.’
‘Dat is de motorkap van een auto.’
‘Aha.’
Ik maakte me voorstellingen van de ruimtes die onzichtbaar bleven (en die daarachter) en besefte het niet wanneer ik een rondje had gelopen. Na een uur dacht ik dat we een kwartier binnen waren. Maar ondanks dat blind worden mijn grootste angst is, voelde ik een weldadige rust over me komen toen we door de duisternis verder gingen. Want hoe ontzettend moeilijk het ook was, hoeveel tijd het ook kostte om de dingen te doen die anders heel normaal zijn, er vielen ook heel veel indrukken weg, en er ontstond als vanzelf een hogere vorm van concentratie. Als ik er nu, een dag later, aan terugdenk, denk ik aan het hart van het Muzieum als het hypnotiserende oog van de dagelijkse storm.