Je pretpark ‘De Vluchtheuvel’ noemen, lijkt geen al te sterke zet. Toch bestond het, jarenlang, net buiten de gemeentegrens van het Drentse dorpje Norg. Het is failliet gegaan, heeft een tijd leeg gestaan, is gekraakt en deels uitgebrand. Nu wordt het door een onduidelijk aantal mensen bewoond en min of meer beheerd – in afwachting van een nieuwe bestemming. Vanaf de Donderseweg is van attracties weinig te zien. De houten vuurtoren op het kassagebouw staat er nog, er liggen nog wat drooggevallen zwembaden, een kunststof ringslang kronkelt zich rondom het toegangshek, daar vlak achter staan nog wat kleurige huisjes. Geen achtbanen, glijbanen of draaimolens in zicht. Een rommelig terrein zoals er zovele zijn.
De beheerder was een norse kerel op blote voeten en zonder voortanden, die vertelde dat er veel voormalige bezoekers van het pretpark terugkwamen om er nog eens rond te kijken. Maar hij liet niemand toe: ‘Wat heb ik eraan?’
Ook ons weigerde hij.
‘Als ik daaraan zou begonnen, dan zou ik in een jaar wel twintigduizend mensen kunnen toelaten. Als ik die allemaal een euro zou vragen…’
Wat zijn conclusies waren, liet hij keer op keer aan ons over om in te vullen, hij maakte zelf geen enkel duidelijk punt.
‘Hebben jullie elektriciteit? Stromend water? Gas en licht? Dan moet je dat eens afsluiten, dan weet je hoe ik me voel.’
Alsof wij daar wat aan konden doen, of… konden weten wat hij er precies mee bedoelde. We hadden hem niet meer dan een beleefde vraag gesteld. Maar hij stond niet open voor oprechte belangstelling en goede bedoelingen, zag helemaal geen kansen naar het scheen. Liever wrikte hij stoeptegels uit wat ooit een terras of een plein was en maakte er stapelingen, een soort tegelsculpturen van. De tandeloze beheerder leek een Gijselhart eerste klas. Dit was nu zijn vluchtheuvel, bij gebrek aan bestemmingsplan.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.