Mijn huis is zo klein, dat als ik ruimte wil maken voor een klein kastje, ik meteen een reorganisatie in mijn interieur moet doorvoeren. Zo kwam ik er toe ook eens een aantal bureaulades en kastcompartimenten uit te ruimen, waarin ik allerlei prullaria verzameld had: Yoegoslavische dinars; verroeste gordijnhaken; vijftien zakjes met reserveknopen van overhemden, broeken en jassen; sleutels van vergeten deuren; kerstkaartjes; een reistandenborstel; metalen pennenhouders met veren voor aan het borstzakje van een colbert; stilgevallen horloges; de keycords van zeven jaren filmfestival op een rij en de bijbehorende bezoekerspasjes; noodsetjes met naald en draad; een houten draaimolentje uit Japan; 3 oude fototoestellen; de gebruiksaanwijzing van mijn wasmachine; een (1) kerstbal; een roestig zakmes; een waaier van een afhaalchinees en een afgietsel in gips van mijn voortanden. En dan heb ik het nog niet eens over de vele visitekaartjes, tentoonstellingsfolders en plastic betaalmunten van festivals die ik heb weggegooid. Allemaal souvenirs, voorwerpen met een ondertussen vergeten, onbegrijpelijk geworden sentimentele waarde. De tijd transformeert mijn bewaarzucht blijkbaar vanzelf in opruimwoede. Het is een kwestie van geduld.