Ons Romeinse hotel was gevestigd in het voormalige klooster van de Basilica Santa Croce in Gerusalemme. De Basilica is nog wel in functie en heeft, naast de gebruikelijke religieuze parafernalia, een aantal bijzondere kwaliteiten. Zo sieren in de gewelven prachtige mozaïeken de plafonds en is er – voor de liefhebbers – een kapel speciaal ingericht voor een verzameling zeer waardevolle relikwieën, waaronder enkele splinters van het kruis van Christus, alsmede een afgietsel van het tablet waarvan Pontius Pilatus diens veroordeling tot de kruisiging voorgelezen had (…). Onze verbazing echter wekte een andere kleine kapel gewijd aan Antonietta Meo, ook wel liefkozend ‘Nennolina’ genoemd.
Antonietta was een onfortuinlijk meisje dat in 1937 al op zesenhalf jarige leeftijd overleden was aan een agressieve vorm van botkanker. In de lange aanloop naar haar dood had zij volhard in haar hoop en vertrouwen op God en vrijwel iedere avond brieven aan hem geschreven waarin ze om verlichting van de pijn en om verlossing van haar ziekte had gevraagd. God had haar ‘tot zich genomen’ voordat ze zeven kon worden en ze had daar vrede mee.
Haar toewijding en de vertrouwensband met God hadden dermate tot de verbeelding gesproken dat men besloten had een kapel voor haar in te richten. Er was een vitrine met enkele schoolschriften, met speelgoed en knuffels van Antonietta te zien, en er hing een jurkje dat ze gedragen had. Het was niet veel, maar het was intiem en het hoorde niet in een vitrine, in een kapel, in een koude basiliek. Aan een van de wanden was een handgenaaid, meer dan levensgroot portret bevestigd van het meisje met haar gitzwarte pagehoofdje – een fraai staaltje devote huisvlijt. Je kon er natuurlijk kaarsjes voor haar opsteken en daarna een van de flyers meenemen, die er in vier talen lagen. Achterop stond een gebed en voorop haar gezicht – overal in die kapel en in de Basilica omringde ons dat iconische gezicht van Antonietta. Antonietta die, zo lijkt de bedoeling, heilige moet worden. De jongste katholieke heilige ooit. Waarom? Wat is het wonder dat met haar herdacht moet worden? Het accepteren van de dood, de voortijdige dood? De overtuiging dat Jezus redt? Ik begrijp er niets van. Voordat het zover is, moeten er echter ‘op miraculeuze wijze’ nog wel een paar wonderen worden aangetroffen die zij in haar korte levensgeschiedenis heeft verricht, dat vereist nu eenmaal de katholieke bureaucratie. We zullen zien.
Ondertussen waren wij behoorlijk bang van haar geworden. F. stelde aan het einde van de dag zelfs enigszins opgelucht vast dat ze erin geslaagd was de kleine flyer ergens te verliezen. Maar het gezicht van Antonietta, (een soort halfzusje van Anne Frank) achtervolgde ons nog steeds. We verklaarden het noemen van haar naam tot taboe, hoe treurig haar korte leven ook was.
Het is dat spoken niet bestaan, anders had ze ’s nachts vast door het klooster gerend, op onze deuren gebonsd en toegekeken hoe wij de slaap der onwetenden sliepen.