In een werkoverleg als zovele, zag ik het ineens voor me: hoe een ambtenarenapparaat van binnen werkt. Een boodschapper bracht ons berichten uit de toren, waar de opperambtenaar een plan had uitgedacht dat even revolutionair als onzinnig was. Een plan waar hij, ondanks alle zinvolle tegenargumenten, niet van af te brengen scheen. Omdat de opperambtenaar niet onopgemerkt wilde blijven tijdens en na zijn bewind. Eventuele schade die zou worden aangericht, zou zijn opvolger wel kunnen herstellen – wat natuurlijk ook een mooie opdracht is.
Er werd ons, onderambtenaren, gelegenheid gegeven tot inspraak in de aanstaande veranderingen – veranderingen die er hoe dan ook zouden komen. De eerste geluiden van instemming hadden geklonken, buiten ons gezelschap, en het volkomen afwijzen van de plannen omwille van hun ondoordachtheid, leek diplomatiek gezien een doodlopende straat. Voor principes en idealen was duidelijk geen plaats hier binnenin het apparaat. Wat ons restte leek weinig anders dan blinde instemming met de man die zich als ziener zag, of het zoeken naar een ingenieuze ontsnapping aan de grillen van zijn bewind. Kritiek, hoe constructief ook, zou averechts werken, en onze mogelijkheden ernstig beperken. De opperambtenaar kon natuurlijk ook niet meer terug zonder gezichtsverlies te leiden, voor een charme-offensief leek het te laat. Er was haast bij de veranderingen, om onduidelijke redenen.
We stonden op een splitsing van twee, of eigenlijk drie wegen. Linksaf gaan betekende: niet akkoord gaan met deze manier van werken, en dan vertrekken, omdat ieder protest zinloos zou zijn. Rechtsaf slaan stond gelijk aan opportunistisch instemmen, meewaaien met de opstekende wind en nergens een punt van maken. Rechtdoor gaan leek ook nog een optie: dan maar zwijgen op het moment dat ogenschijnlijk de gelegenheid tot inspraak geboden werd (maar eigenlijk alleen ruimte voor overleg over de uitvoering); hoofdschuddend meewerken aan de veranderingen. Klagend, vertragend, zacht tegenwerkend misschien, hopend de opperambtenaar en zijn bewind te overleven en de komst van de opvolger nog mee te mogen maken. En vooral: maar blijven zitten omdat je graag wil blijven zitten waar je zit – om redenen die buiten het apparaat liggen.
Eigenlijk konden we kiezen, gisteren, nog lang voordat het echt zover was. We mopperden, keken naar de afslagen links en rechts en gingen na het werkoverleg over tot de orde van de dag.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.