Het leek wel alsof alles uit Turijn was verdwenen maar dat was natuurlijk zinsbegoocheling. We waren er in augustus, wanneer vrijwel alle Italiaanse steden stiller zijn dan normaal. Verlaten vanwege de hitte, gesloten vanwege de vakantie. Chiuso per ferie. Zeker; de autofabrieken van Fiat waren allang niet meer alomtegenwoordig en ook de andere fabrieken zijn naar de achtergrond, in laboratoria of nette kantoren verdwenen. Maar, toegegeven: we waren zelf nadrukkelijk op zoek naar sporen van een verdwenen verleden tijd. De hotelkamer waar Pavese stierf, het plein waar Nietzsche gek werd, het huis waar Primo Levi had gewoond.
Ja, ik wilde het huis zien van de schrijver die voor mij het meest indringend de bizarre, paradoxale menselijkheid van de oorlog beschreven had, nadat hij was teruggekeerd uit Auschwitz. Het huis waar Primo Levi had gewoond tot aan zijn onfortuinlijke dood – zelf gekozen of het gevolg van een ongelukkige val. Buiten aan de gevel was niets bijzonders te zien; geen plaquette, geen bordje, niets. We keken omhoog langs de ramen van een palazzo zoals er duizenden in de stad stonden. De grote houten deur naar de cortile bleef voor ons echter gesloten en we konden het beladen trappenhuis niet bestuderen. Uit het bellenbord bleek dat er nog altijd Levi’s woonden, dat verklaarde misschien iets. Wellicht wilden zij geen bedevaartsoord maken van het huis – al vraag ik me af hoeveel mensen er jaarlijks vanwege Primo Levi afreizen naar de Corso Re Umberto. Ik raakte de deur even aan, en sprak tegenover het huis stilzwijgend mijn dank uit voor boeken als Is dit een mens? en Het periodiek systeem.
Ik wilde die dag ook het plein zien waar Friedrich Nietzsche een paard om de hals gevallen zou zijn voordat hij voorgoed aan de waanzin ten prooi viel. Het plein waar hij overigens vlakbij woonde, vierhoog in een zijstraat. Het plein waar… de scène met het paard in werkelijkheid helemaal niet was voorgevallen; het plein dat herdacht werd om iets dat er niet was gebeurd, met iemand die niet meer leefde. Na enkele alarmerende, psychotische brieven van hem ontvangen te hebben, haalden vrienden hem op en namen de verwarde filosoof mee naar huis. Het paard en het plein zijn een stadsmythe, waarschijnlijk ontstaan uit een verwijzing naar een boek van Dostojewski dat de filosoof destijds aan het lezen was. Nietzsche was er geweest, maar al verdwenen toen hij er nog was.
Desondanks: Turijn. We troffen de stad in verblindend licht; een oord vol afgebroken verhalen, een spookstad die zelfs door de geesten verlaten was.