Zaterdagmiddag, het wijnblauw nog maar net van tong en lippen gepoetst, miste ik op een haar na een aansluiting van trein op bus. Omdat ik mijn motoriek nog niet geheel onder controle had, volgde ik eenvoudigweg mijn ledematen en dwaalde een uurtje door het vestingstadje G. Een stadje waar ik op 18 jarige leeftijd om hier niet ter zake doende redenen uitgesodemieterd was, als het ware. Ik raakte er op een wonderlijke manier kortstondig betoverd. De zon brak door de donkere, sneeuwdragende wolken en gaf me zicht op een mooi grachtje en prachtige grote huizen, die te koop waren bovendien. Links en rechts zag ik lange, beloftevolle stegen met namen als Lange elleboogsteeg en Spaarpotsteeg, een stilgevallen bioscoop, een antiquariaat dat gesloten was vanwege een bijeenkomst van de aandachtig luisterende poëzieclub – vijfentwintig mensen met hun rug naar het raam.
Plotseling stond ik middenin een winkelstraat stil. Het winkelende publiek botste en dwarrelde om mij heen verder. Lelijke koppen, kleinzieligheid waarvoor ik al jaren op de vlucht was en die weer als een deken over me heen getrokken werd. Mijn adem stokte een moment. Achter een gesloten huizenrij vermoedde ik een binnengebied met nog meer steegjes en een café waar ik een intense herinnering aan meende te hebben. Tegelijkertijd betwijfelde ik of ik dat binnengebied kende uit mijn, door verstoringen gekenmerkte, geheugen of dat het een voorstelling was uit een steeds terugkerende droom. Er was echter geen tijd meer om het te controleren; dan zou ik opnieuw de aansluiting met de bus missen. Daarom besloot ik het oordeel in handen van Google Earth te leggen, een dag later. Dat gaf, zul je altijd zien, geen uitsluitsel. Een vermoeden in de groen-grijze vlekken, meer niet. Ik moet terug, al was het maar om mezelf te bewijzen dat mijn dromen werkelijkheid kunnen zijn.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.