Het verzet
Het sluimerde, smeulde, het gistte, het borrelde onheilspellend onder de grond. En woensdag kwam het boven, onmiskenbaar. Metaforen schieten hiervoor bijna tekort. Nederland wordt definitief overspoeld door een vloedgolf van kortzichtigheid en eigenbelang. De kogels komen nu van rechts.
Je zou kunnen denken dat het niets bijzonders is, dat het over vier jaar weer verdwijnt. Ogenschijnlijk zijn er woensdag gewoon verkiezingen geweest, en in de politieke arena zijn er nu eenmaal verliezers en winnaars. Maar voor het eerst werd ik door een gevoel van machteloosheid overvallen, juist omdat ik maar één stem kon uitbrengen.Toen de uitslag bekend was, werd ik kwaad, omdat we nu gaan leven onder de bezettingsmacht van het gesundes Volksempfinden, de ongezonde geest in het ongezonde lichaam.
Ik wil dan ook een tegenbeweging gaan starten, een campagne organiseren met practical jokes, met harde grappen, met pesterige rotgeintjes desnoods. Met humor de humorloosheid te lijf gaan. Met intelligentie de domheid. Met emotie… de argumenten. Want uiteindelijk, dat moet ik toegeven, gaat het niet om de ratio in de politiek; het draait om het streven in een bepaalde richting, om onderhuidse bewegingen, om de tektonische dynamiek van het gevoel. Niemand gaat de 657 pagina’s aan partijprogramma’s doorlezen en er dan een vergelijking van maken om tot een weloverwogen besluit te komen. Ik ook niet. Maar nu kiezen de studenten voor het behoud van de studiefinanciering; de man met een Thaise vrouw kiest voor een ruimhartige integratiepolitiek en de metselaar die zijn baan kwijt is, kiest voor de partij die de Polen het land wil uitzetten – ook al heeft zijn voormalige werkgever die juist in dienst genomen omdat hij als ondernemende Nederlander zich ‘in wil zetten voor het economisch herstel van het land’.
De volksvertegenwoordiging is een metafoor voor ons bestaan: we kunnen streven in onze tijd van leven, maar uiteindelijk wacht het noodlot. En het noodlot, dat zijn de anderen. Het democratische lot van deze week heeft veel meer gevolgen dan we nu kunnen overzien, daarvan ben ik overtuigd. Ik begrijp nu steeds meer van de weldenkende Italianen die nog steeds niet begrijpen hoe ze in de nachtmerrie van de Berlusconi show terecht zijn gekomen, of, even zo goed, van de Venezolanen die hoofdschuddend moeten toezien hoe Chavez (die zijn bijnaam El loco koestert) nog maar steeds aan de macht blijft.
Ook wij gaan iets dergelijks meemaken. We gaan een hele slechte film zien, waarvan meer dan de helft van de Nederlanders schijnbaar wil dat we hem bekijken, en hij gaat jaren duren. Ons rest niets anders meer dan het verzet in te gaan.
Buzz (2)
Uit de leeszaal (42)
‘When you are young, you always expect that the world is going to end. And then you get older and the world still chugs along and you are forced to re-evaluate your stance on the apocalypse as well as your own relationship to time and death. You realize that the world will indeed continue, with or without you, and the pictures you see in your head. So you try to understand the pictures instead.
(…)
In modern middle-class culture, the absence of death in most people’s early years creates a psychic vacuum of sorts. For many, thoughts of a nuclear confrontation are one’s first true brush with nonexistence, and because they are the first, they can be the most powerful and indelible. Later in life, more sophisticated equations for death never quite capture that first intensity – the modern sex/death formula; mysterious lumps; the mental illness of friends; the actual death of loved ones – all of life’s painful gifts. At least this is what I tell myself to explain these pictures in my head that will not go away.’
[Douglas Coupland, Life after God, p. 108-109]
Primus inter pares
De ware aard van de wolf
De wolf is terug, in een van zijn meest wezenlijke, dreigende, onmenselijke gedaanten. Lang heb ik gedacht dat hij nooit zou verschijnen, of zich alleen in veraf gelegen oerbossen schuilhield. Maar hij dook dit jaar weer op. Zijn huilen klonk nog wat zwak, zijn schaduw verscheen slechts als een lichte veeg op de muren. Ik zag hem toen van een afstandje, en heb hem opgezocht in zijn gekooide verblijven om hem te bestuderen, om mijn angst te onderzoeken misschien, met het idee dat ik daar wat van leren zou, misschien. Ondertussen kwam hij ongemerkt dichter en dichter bij, en de afgelopen dagen kon ik hem bijna ruiken. Nu hoor ik steeds zijn echo in de straten waar ik loop, in de huizen waarin ik vlucht. Ik kijk naar de schaduwen en zie er zijn tanden in. Ik probeer er niet teveel aan te denken, en zonder al veel vrees door te leven. Toch ben ik alert, want ik weet dat we hem lang van ons weg kunnen houden, met vuur en vechten kunnen weerstaan, maar ik weet ook dat hij terug zal keren. Dat is wat zeker is. Hij zal tevoorschijn komen om zijn ware aard te tonen en in al zijn bloeddorstigheid een einde aan het verhaal te scheuren. Is het niet vandaag, dan is het morgen. Voorlopig duurt het sprookje echter nog voort.