Archief voor juli 2020
Suburban exploring
Grosse Hamburger Strasse
Die Grosse Hamburger Strasse is helemaal niet zo groot, zij het wel iets groter dan de Kleine Hamburger Strasse. De voormalige Joodse begraafplaats en het herdenkingsmonument ontdekten we toen we er doorheen liepen, afgelopen maandag pas dat Boltanski ook gegrepen was door het idee van de leegte, en er de installatie The Missing House van maakte.
Waarom gingen we ernaartoe? Dat vertel ik een andere keer, op een andere plek. Feit is dat we dit doel niet bereikten maar door wat we er aantroffen de straat nu wel in ons geheugen gegrift is.
Een kleine week later verdiepte ik me een paar avonden in leven en werk van Bertolt Brecht en wilde ik vervolgens naar het Brecht Haus, ook om te zien of er al lezingen, presentaties of interviews werden georganiseerd. Dat was helaas nog niet het geval; er waren geen rondleidingen door het huis mogelijk en activiteiten vonden alleen online plaats. In het digitale archief van het Brecht Literatur Haus stuitte ik op een interview met Irina Liebmann die een roman geschreven had met als titel Die Grosse Hamburger Strasse. Het moest, net als Berliner Mietshaus dat me in 2008 door een Berlijnse boekhandelaar aangeraden werd, een werk zijn met journalistieke inslag, geboren uit een literair idee. Niet de gedachte om alle huizen uit de straat langs te gaan en alle geschiedenissen daarvan op te rakelen. Dat zou veel te saai zijn, zei ze in het interview – geheel ten onrechte overigens, want in Berliner Mietshaus had ze, min of meer zoals George Perec in Het leven een gebruiksaanwijzing, wel degelijk alle bewoners van een huurhuis in Prenzlauer Berg geportretteerd. Nee, deze keer had ze er een verhaal van gemaakt, in fragmenten: op basis van dagboekaantekeningen van gesprekken van decennia terug en onderzoek in archieven en literatuur – waaruit een beeld van de mensen in die straat, de wijk en de stad oprijst.
Het idee alle straten van een stad te kennen, of sterker nog: dat je van elke straat, van elk huurhuis, van elke bewoner in een stad een portret zou kunnen schrijven waarin bovendien de volledige geschiedenis is verwerkt, houd me soms wakker. Maar de werkbaarheid en de leefbaarheid van het bestaan vereisen dat je daarvoor een andere vorm vindt dan volledigheid. De geschiedenis van de bewoners van één huis door de eeuwen heen bijvoorbeeld, zoals in het BBC tv-programma A House Through Time. Of een roman als Die Grosse Hamburger Strasse, waarin zo nu en dan een sprong in de diepte van de geschiedenis wordt gemaakt: naar de jaren tachtig in Oost-Berlijn, naar de oorlogsjaren en de aanloop daarnaartoe of naar het antisemitisme dat allang voor de Hitlertijd bestond – en helaas nog steeds.
Het is geen spectaculair boek geworden maar ik vind het mooi. Misschien wel omdat Irina Liebmann ongelofelijk nieuwsgierig en opmerkzaam is, geen antwoorden geeft maar vooral vragen stelt, ook aan zichzelf, ook over het waarom van haar onderneming. En dat in een ‘Berlijns’ Duits van een vrouw die naast je op een terras zou kunnen zitten en je vanachter haar glas bier wat vertelt:
‘Es gibt in jeder Stadt eine Strasse, die man von Anfang bis Ende überschauen kann. (…)
Es gibt hier ein Ende.
Ist es das, was die Erinnerung noch beschäftigt, wenn man längst vorbei ist an solch einer kurzen Strasse, die vollkommen überschaubar ist?
Wer zu Fuss unterwegs ist, der spürt den Sog noch deutlicher, in diese kurze Strasse einzubiegen, von der noch vor Minuten nichts wusste, wenn er ein Fremder ist.
Warum beschäftigt mich das, Anfang und Ende? (…)
Doch wenn du mich nun schon gefunden hasst, dann tritt ein. Das schien sie zu sagen. Und das noch: Schliesse die Tür hinter dir.
Das tat ich.
Ich ging rein, schloss die Tür hinter mir und blieb drinnen für viele Jahre.
Warum wollte ich raus, eines Tages?
Bin ich gegangen?
Bin ich immer noch da? Ins Loch gefallen in dieser Strasse?
Anfang und Ende.
Die Dinge müssen zu einem Ende kommen.’
[Irina Liebmann, Die Grosse Hamburger Strasse, p. 7-8.]
Sprachwerke 2
Sprachwerke 1
Leegten
Je kunt de pont naar Kladow nemen, gedachteloos over het glinsterende water van de Wannsee varen en naar de villa’s kijken, je kunt door de Grosse Hamburgerstrasse lopen en je verheugen over het schaduwrijke park dat er aan het begin van de straat ligt, je kunt van S-Bahn station Grunewald naar de Teufelssee lopen en je niet verbazen over het feit dat er naast een perron 1 tot en met 6 ook een perron 17 is. Berlijn zou onleefbaar en onleesbaar worden als je dag in dag uit stil zou moeten staan bij de geschiedenis. Je kunt er ook voor kiezen af en toe wel even het verleden in te duiken. Na een struikeling over een Stolperstein bijvoorbeeld.
Doorgaans geeft het sterk van de volgorde afwijkende nummer van een spoor aan dat er een lokaal treinennetwerk aan de zijkant van het station is, of een perron speciaal voor goederenvervoer. Grunewald had vroeger een goederenstation. Van daaruit werden in de jaren tussen 1941 en 1945 in totaal zo’n vijftigduizend Berlijnse joden naar concentratiekampen gedeporteerd: Theresiënstadt, Dachau, Auschwitz. Zorgvuldig geteld en geadministreerd. Het is hun gruwelijke lot dat herdacht wordt met het zogenaamde ‘Mahnmal’ Perron 17. Het spoor is er, net als bij de naastgelegen rails van het voormalige goederenstation, overwoekerd door bomen, struiken en onkruid. Metalen platen aan de rand van het perron geven maand voor maand aan hoeveel Joden er met welke bestemming zijn weggevoerd.
Slechts zelden lopen mensen de traptreden naar dit perron op, je bent er vrijwel altijd alleen. Je kunt er eigenlijk niet anders dan de getallen, die bizarre, abstracte getallen die op mensenlevens betrekking hebben, lezen en uitspreken. Ik zocht naar iets dat me op zou vallen maar er viel niets anders te ontdekken dan de onbegrijpelijke onmenselijkheid van de Endlösung.
De zon brandde me van het perron en ik liep over de helling buiten het station naar beneden. Daar staat het beeldhouwwerk van Karol Broniatowski dat dient ter herinnering aan de levens van de vervolgde, gedeporteerde en vermoorde Joodse burgers van Berlijn. Het is een twintig meter lange betonnen muur waarin schaduwen van menselijke lichamen als gaten uit de verder egale wand zijn gehakt. Diepe leegten in het oppervlak.
In de Grosse Hamburgerstrasse bevond zich eeuwenlang de oudste Joodse begraafplaats van Berlijn, waar al in 1672 mensen werden begraven. Maar in 1943 werd deze door de nazi’s vernietigd en in het laatste oorlogsjaar nog gebruikt als massagraf. Het bejaardenhuis dat ervoor stond, diende als gevangenis en werd tijdens de oorlog uiteindelijk ook verwoest. Op die plek, nu een plein, herinnert een tragische sculptuur van uitgemergelde menselijke figuren aan het volstrekt zinloze geweld dat hier plaatsgevonden heeft.
We liepen het koele, donkere park binnen en gingen op een bankje zitten naast de overwoekerde velden, met uitzicht op zo ongeveer de enige steen in het groen; het gereconstrueerde graf van de geleerde Moses Mendelssohn. Omdat mannen er hun hoofd moesten bedekken, zette ik mijn lichte zomerhoed maar op.
De stilte was er hoorbaar, zichtbaar, overvol aanwezig. Ik moest denken aan de keren dat ik tai chi les had in een park, niet in de sportschool, en ik me daar, juist vanwege de omgevingsgeluiden, veel beter kon concentreren. De terrassen op de Grosse Hamburgerstrasse zaten vol, er reed een brandweerwagen door de Oranienburgerstrasse. Wij zaten op de houten bank en luisterden.
Iets anders dan afwezigheid voelen op een dergelijke plek is, vrees ik, al snel projectie. Projectie van wat je over de geschiedenis weet, van leed dat je zelf ervaren hebt. De grootste tragiek van de geschiedenis is misschien wel dat we ons nooit kunnen verplaatsen in wat de Joodse bewoners van Berlijn in die tijd is aangedaan. Hun lijden is onvoorstelbaar.
Als een stad alleen uit ideeën of uit geschiedenis zou bestaan en niet een plaats was waar mensen ook moeten leven en werken, dan zou je in plaats van struikelstenen gaten in het wegdek kunnen maken; de gapende gaten die de vervolgden en vermoorden hebben achtergelaten. Zodat er af en toe iemand ineens valt, zich het leplazarus schrikt en vloekt om de onverwachte afgrond. Het zou wel wreed zijn, wellicht zelfs averechts kunnen werken. Misschien volstaat het om stations, huizen en terreinen middenin de stad leeg laten. Er niets meer te bouwen of met een monument te herdenken, er geen park van te maken. Omdat de leegte zelf al zo diep is.