Dit weekend las ik Japan. Schetsen uit het leven (2019) van Luk van Haute, en ruimde tussendoor wat dozen en mappen op in mijn schrijfarchief. Daarbij kwam ik een samenvatting tegen van dat andere boek: Japan. De onzichtbare drijfveren van een wereldmacht van K.G. van Wolferen (1995, oorspronkelijk 1989). Blijkbaar had ik daar ooit een grondig verslag van gemaakt, dat was me helemaal ontschoten. Sterker nog, ik was zelfs vergeten dat ik dat boek al gelezen had, ook toen ik het een paar jaar geleden tijdens een boswandeling tegenkwam in een bak met boeken voor 1 euro en meenam alsof ik een grote vondst had gedaan, in aanloop naar mij eigen reis naar dat land.
Naast mijn samenvatting en aantekeningen trof ik ook een ander papier aan, met daarop geschreven: ‘Op de dag dat ik Van Wolferens boek over Japan in mijn rugzak stop, die ik aan het pakken was voor een paar dagen Antwerpen, meldt zich aan mijn deur een prachtige oude man die zijn pasje ophoudt en meldt een enquêteur van het NIPO te zijn. Ik vraag hem waarover de ondervraging handelt en hij zegt: Nederland en Japan. Ik laat hem dus binnen. Hij haalt vervolgens een laptop uit zijn tas en ik vraag hem naar de reden van dit werk. Hij is 80 jaar oud, zegt de man, en werkt al 20 jaar voor NIPO, op (mooie) dagen dat hij er zin in had. Om in contact met de mensen te blijven, zoals hij dat in zijn werkende bestaan ook altijd is geweest. De vragen die zijn computer stelde waren veelzeggend.’
Waarna een opsomming van de onderwerpen uit de vragenlijst volgt: taal / ‘houden van’ / trouwen, restaurant, soorten contact / woorden die je kent / tegenover andere landen / beroep, opleiding etc. / fabeltjes, beeld; traditioneel, hard werken? (jajaja) etc.
Zowel in het boek van Van Haute, als in dat van Van Wolferen als ook in de enquête die mij destijds werd afgenomen, gaat het steeds over de verhouding tussen de beelden die er van Japan bestaan en de zogenaamde ‘werkelijkheid’. Ook de Japanners zelf hebben daar schijnbaar een ingewikkelde verhouding mee.
In mijn aantekeningen bij Van Wolferen lees ik dan ook: ‘De ‘werkelijkheid’ bestaat in Japan niet zozeer uit de resultaten van objectieve waarneming als wel uit een emotioneel geconstrueerd beeld, waarin dingen worden geschilderd overeenkomstig een ideaalbeeld. En dat beeld valt samen met de directe belangen van de groep waartoe men behoort.’
Ik denk dat die laatste zinnen een transcriptie van Van Wolferens tekst was. Hoe het ook zij: de archieven openden een duizelingwekkend Droste effect.