De vraag waar iets begint fundamenteel, radicaal. Het is een vraag waarvan sommige mensen hun beroep hebben gemaakt. Het was ook de vraag die boven de conferentie zweefde waarvoor ik in Bern was, de vraag naar ‘Benjamin’s Beginnings’. De conferentie zelf begon met twee lezingen en een concert van Camerata Bern in het Paul Klee Zentrum, museum annex cultuur- en concertgebouw aan de rand van de stad – een architectonisch kunstwerk dat prachtig rijmde met zijn omgeving en dankzij de gekoelde lucht een heerlijke bestemming was in die extreem warme dagen vorige maand. Ik besloot er een paar uur voor de bijeenkomst al naar toe te gaan om ook het gebouw en de actuele tentoonstellingen te kunnen bekijken.
Een van de twee exposities was een eclectische collage van kunstenaars die uitdrukking gaven aan ‘extase’. Buiten jezelf, buiten je lichaam of je geest treden in een trance, door lijden of vreugde, door het gebruik van geestverruimende middelen, hypnose of psychose. Het fenomeen van de grenservaring, experimenten met verdovende middelen en de registratie daarvan, de beschouwing van de roes – het behoorde allemaal ook tot de materie waaraan Walter Benjamin zich tijdens zijn leven wijdde. In die zin leek het geen toeval, al helemaal niet toen ik bij de vitrines kwam waarin vermaarde drugs verzameld waren, onbereikbaar tentoongesteld achter glas. Cocaïne, amfetamine, opium en… morfine in een verpakking uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Met morfinepillen had Benjamin in september 1940 een einde aan zijn leven gemaakt.
Wanneer iemand kort wil uitleggen wie Walter Benjamin was, staat de samenvatting van zijn leven meestal in het teken van zijn zelfgekozen dood. Beginnen te vertellen over Walter Benjamin, is vertellen over zijn einde.
Het einde ligt vaker aan het begin. Ik zag iets omdat ik er met een reden was. Zinsbegoocheling. Voor een verhalenverteller is het misschien een methode, voor een wetenschapper onzuivere vooringenomenheid, voor een verliefde de waarheid.