Archief voor november 2018
Door het Schijngebied
In Noord
M. woont tegenwoordig in Noord. Rotterdam Noord welteverstaan. Terwijl mijn stem tijdens mijn bezoek aan hem langzaam verdween, spraken we over ons werk, over de boeken van anderen en even over Armando, omdat ik naar de première van de documentaire Het voorval was geweest. M. haalde Het tekort van Martin Bril uit zijn boekenkast, waarin die een droom over Armando bij de bakker beschrijft. Een lastige klant.
In Noord is literaire geschiedenis geschreven – tot op de dag van vandaag dus. Armando kwam er ook regelmatig, omdat de heren van de literaire tijdschriften Gard Sivik en De Nieuwe Stijl er vergaderden: Armando, Sleutelaar, Vaandrager en Verhagen. Vaandrager woonde de laatste jaren van zijn leven ook in Noord, niet ver van het huis van mijn vriend M. In Het tekort beschrijft Martin Bril ook een bezoek aan het huis van Cornelis Bastiaan Vaandrager. In de eerste alinea van zijn verhaal geeft Bril het exacte adres in de Ackersdijkstraat. Het was de troefkaartbestemming die ik in mijn binnenzak had gehad.
We trokken onze jassen aan en liepen ernaartoe. Dankzij Bril hoefden we niet doelloos door de hele, in twee stukken geknipte straat heen en weer te lopen, maar konden we de huisnummers aftellen tot 106. Vuile, ondoorzichtige vitrage op dat nummer, geen enkel teken van leven. Vaandrager was al jaren dood, de woning grondig gerenoveerd, het pand misschien zelfs opnieuw gebouwd. Vaan had zijn woning verwaarloosd en vervuild achter gelaten – een proces dat ten tijde van Brils bezoek al volop gaande was. Ook een lastige klant – zeker ook voor zijn buren. Nu herinnerde niets meer aan Vaandrager op dat adres. Dus liepen we maar weer verder, de straat uit, Noord in.
Het was een korte, zeer Rotterdamse pelgrimage: we stonden er even voor de deur.
‘Hier was het.’
‘Ja.’
Televisieprogramma
Hallo Nederland
Journaal met gebarentolk
Journaal met gebarentolk
Het familiediner – reality tv
De bastaard – een documentaire
Door andere ogen
Binnenstebuiten
Zendtijd voor politieke partijen
Journaal
Sportjournaal
Radar – een consumentenprogramma
Andries – een gespreksprogramma
Floortje naar het einde van de wereld
Zevenkamp Rotterdam – reality tv
Journaal
Met het mes op tafel
Met hart en ziel: dankdag na de droogte
Roderick zoekt licht: de boodschap van sprookjes
Mijn pelgrimspad
De olifantenfamilie en ik:
George probeert vertrouwen te winnen
van wilde olifanten in Kenia
voor een portret van hun gezinsleven
Hallo Nederland.
(Met dank aan: VPRO gids, programma NPO 2, 6/11/2018.)
Middagen met Maigret
Als ik ziek ben, kijk ik afleveringen van de televisieserie Maigret met Bruno Cremer in de rol van de gelijknamige Parijse politiecommissaris. Maigret begeeft zich onophoudelijk pijp rokend door een doorgaans duister of regenachtig Parijs in de jaren vijftig, zestig en drinkt daar regelmatig in kleine cafés twee of drie glazen van het een of ander. Hij denkt niet hardop, hij stelt vragen, laat anderen het uitzoekwerk doen en denkt na. En vooral: hij neemt overal zijn tijd voor. Hoe hij vaak ineens tot zijn conclusies komt, blijft een mysterie. Zijn brein is een raadselachtige black box.
Ook de afleveringen van deze France 2/Dune productie nemen hun tijd, en zijn van speelfilmlengte. Het is traag, goed te volgen, nostalgisch drama, omlijst met goed afgemeten, stemmige klassieke muziek die het soms wat toneelmatige karakter van de serie verhult.
De eenvoudige psychologie van Simenons Maigret maakt je niet vrolijk over de menselijke beweegredenen. Het is echter toch in de psychologische portretten van de karakters dat de Maigret verhalen de gemiddelde plot-driven detectives overstijgen – ook al gaat het uiteindelijk ook hier steeds om het oplossen van een misdrijf. Maigret heeft begrip voor de armen, de sappelaars, de door het leven geplaagden en hun gevecht om het bestaan. Aan de andere kant heeft hij weinig ontzag voor de status en privileges van welvarende, bevoorrechte mensen die zich beter voelen. Er zit klassenstrijd in deze verhalen van Simenon. Het gaat dan ook vaak om gevoelens van minderwaardigheid of juist superioriteit, meestal om hebzucht of jaloezie. En soms zijn de daders van een misdrijf gewoon volkomen gestoord. Dat is ongeveer het domein waarbinnen Simenon eindeloos varieerde, en niet alleen hij. Het is bovendien overzichtelijk voor een gezonde geest in een ziek lichaam.
Maigret is met frisse tegenzin aan het werk. Niet omdat hij geen uitdagingen meer kent of er graag de kantjes vanaf loopt maar eigenlijk omdat hij gewoon niet blij kan zijn met het weer nieuwe misdrijven, omdat ze van die pijnlijke en vervelende consequenties hebben voor de slachtoffers. Hij baalt ervan dat er weer iemand is geweest die zich niet kon beheersen en problemen heeft veroorzaakt. En dan ook nog weigert daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen. Eigenlijk vindt hij dat de mensen niet zo moeilijk moeten doen.
Hij mag vaak wat horkerig en driftig overkomen, evenzeer is Maigret soms juist galant en zorgzaam. Soms buldert hij, soms slaat hij iemand in zijn gezicht, dan weer geeft hij mensen juist de tijd; de gelegenheid om tot inkeer, om zelf met de waarheid te komen. Als hij kwaad is, dan heeft de ander het ernaar gemaakt, door te blijven zwijgen, door om de zaken heen te draaien of te liegen. Als hij zachtaardig is, is hij dat omdat de ander anders voorgoed in zijn schulp kruipt en de feiten nooit boven tafel komen. De kracht van Maigrets persoonlijkheid schuilt in zijn aanpassen aan degene waarmee hij te maken heeft, als in een martial arts gevecht. Soms geeft hij even mee, soms overdondert en confronteert hij.
In de aflevering die ik gisteren zag (‘Maigret in de verdediging’) zat hij net als ik deze week, met ontbloot bovenlijf onder de stethoscoop van zijn huisarts, een heel ander soort ‘tegenstander’. Hij kreeg hetzelfde advies als ik, maar hij hield er zich dan weer niet aan.
Uitgelezen 98
‘There is nothing more difficult than understanding human mentality. My master’s present mental state is very far from clear; is he feeling angry or lighthearted, or simply seeking solace in the scribblings of some dead philosopher? One just can’t tell whether he’s mocking the world or yearning to be accepted into its frivolous company; whether he is getting furious over some piddling little matter or holding himself aloof from worldly things. Compared with such complexities, cats are truly simple. If we want to eat, we eat; if we want to sleep, we sleep; when we are angry, we are angry utterly; when we cry, we cry with all the desperation of extreme commitment to our grief. Thus we never keep things like diaries. For what would be the point? No doubt human beings like my two-faced master find it necessary to keep diaries in order to display in a darkened room that true character so assiduously hidden from the world. But among cats both our four main occupations (walking, standing, sitting, and lying down) and such incidental activities as excreting waste are pursued quite openly. We live our diaries, and consequently haver no need to keep a daily record as a means of maintaining our real characters. Had I the time to keep a diary, I’d use that time to better effect; sleeping on the veranda.’
[Soseki Natsume, I am a cat, Volume One, p. 26.]