Archief voor september 2018
Een toast op Walter
Ik ben dit jaar 48 geworden en me daar zeer bewust van. Al was het maar omdat veel van mijn vrienden ondertussen de 50 zijn gepasseerd en dat, volkomen terecht, goed vieren.
Ik heb dit jaar dezelfde leeftijd bereikt als Walter Benjamin. Hij werd echter niet ouder dan 48 omdat hij vandaag, 78 jaar geleden, een einde aan zijn leven maakte – angstig, op de vlucht en gedesillusioneerd. Ik sta er bij stil omdat ik me op dit moment met zijn leven en werk bezighoud. Ik zou ook zijn geboortedatum op de denkbeeldige kalender kunnen zetten, maar in zijn geval is zijn dood het die zijn leven, of: zijn levensbeschrijvingen dan toch, heeft bepaald.
De ‘merkwaardige kerel die hij al vaker had ontmoet’ zoals hij hem zelf typeerde, en met wie hij in 1932 op zijn veertigste verjaardag al een glas witte wijn zou gaan drinken in Nice, trof hem pas acht jaar later, in een donkere hotelkamer, net over de grens in Port Bou.
Vanavond drinken wij ook witte wijn als het aan mij ligt, en zullen we op hem proosten.
Uitgelezen 96
‘Nu ja, zei Géronnez, ze zullen wel wat vinden, ze vinden altijd wat, na je vijftigste kun je er gif op innemen dat ze iets vinden, en als de dokters bij een vijftigplusser niets vinden, dan vraag ik me af wat ze gestudeerd hebben, dan moet je naar een ander ziekenhuis gaan. (…)
Bij mij is het de milt. Is het niet vreemd? Uitgerekend de milt. Nu zult u vragen, waarom is dat vreemd? Zegt u mij, wat doet de milt, wat is zijn taak? Nou? Ziet u wel, u weet het niet. Niemand weet het, vraagt u maar aan uw vrienden, uw kennissen, vraagt u maar aan de mensen op straat. De lever, ja! Het hart, natuurlijk! De longen, de nieren, je hoeft geen medicijnen gestudeerd te hebben om te weten wat die organen doen, wat hun functie is. Maar de milt – nu, zegt u eens: wat is de taak van de milt? Ziet u, dat is toch eigenaardig! De milt leidt een schaduwbestaan. Terwijl al die andere organen, waarvan we op de hoogte menen te zijn en die we zo belangrijk vinden, op den duur niet eens kunnen werken als de milt er niet zou zijn. De milt controleert alle andere organen, weet alles, houdt ze ononderbroken in de gaten. Hij weert kwalen van andere organen af, verwijdert schadelijke deeltjes uit het bloed, slaat witte bloedlichaampjes op die hij waar nodig inzet, je kunt zeggen uitzendt als een interventiemacht. (…).
En alles wat de milt doet, nemen de andere organen waar. Hij is de grote communicator, en tegelijk de geheime dienst die door niemand wordt opgemerkt. En waarom heeft niemand oog voor de milt? Waarom weet niemand wat de milt doet? Precies: omdat hij in de regel niet opvalt. De milt is het orgaan dat maar heel zelden problemen oplevert. Hij lost de problemen van andere organen op, hij weert naar vermogen hun kwalen af maar wordt zelf zo goed als nooit ziek. (…)
Ziet u. En bij mij is het de milt. Geen toeval. Ik ben zogezegd beroepshalve milt, en een tijdje geleden heb ik gemerkt, ik red het niet meer, ik kon niet meer accepteren wat mijn taak was, en –
U bent van beroep… wat? Ik bedoel, milt is geen beroep.
Brunfaut zuchtte.
Ik werk bij de Europese Commissie, zei Géronnez, bij EC-FIN, dat is de hoofddirectie Economie en Financiën. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie.’
[Robert Menasse, De hoofdstad, p.231-233.]
Merveilles
Zoals het verdampende water opsteeg, landinwaarts waaide en daar, hoger en hoger, aan het einde van de middag afgekoeld wolken vormde, in onweer kwam en als zachte regen naar beneden viel, zo reisden wij per trein van Nice naar bergdorp Tende. Met de zogenaamde ‘Train des merveilles’, in de richting van Cuneo. De trein is genoemd naar het indrukwekkende landschap waar hij doorheen rijdt, in de richting van het natuurreservaat in de bergen achter Nice en: door grensgebied met Italië.
Dat gebied staat als vanouds onder spanning omdat veel vluchtelingen na hun reis vanuit het zuiden van Italië via Ventimiglia maar ook op hoger gelegen plaatsen, Frankrijk hopen binnen te komen – en de Fransen dat niet willen. Op meerdere stations langs de route kwamen politiemensen door de trein en keken grensbewakers tussen de wielen van de rijtuigen van dit overwegend toeristische lijntje. In de berm zagen we soms stukken stof op stokken bij wijze van geïmproviseerde richtingsaanduiding, hoopjes kleren, achtergelaten tassen en jassen. Het moeten hele lastige en ook levensgevaarlijke routes zijn, want ze voeren door een extreem mooi maar: extreem landschap vol bergen, diepe kloven, wilde stromen en lange, donkere, soms zelf in de bergen omhoog spiralende tunnels.
Wij stapten uit in Tende, een bergdorp met een middeleeuws centrum dat minstens zo mooi als Eze, is, maar veel minder bezoekers lijkt te trekken. En dat ondanks het museum dat in alle betekenissen terecht de naam ‘Musée des Merveilles’ draagt. Tende is het vertrekpunt voor ondernemende wandelaars die het natuurreservaat willen intrekken, over de bergpaden in het grensgebied willen lopen, al dan niet op zoek naar de in het museum tentoongestelde en toegelichte rotstekeningen, aangebracht door prehistorische bewoners. De natuurlijke omstandigheden waarin die mensen leefden, hun cultuur, werk en beeldtaal zijn in het museum op een indrukwekkende manier gedocumenteerd, geanalyseerd en tentoongesteld – tot aan zeer levensechte reconstructies van de rotspartijen en de daarop aangebrachte afbeeldingen van werktuigen, menselijke en meer goddelijke figuren, en de ladders naar een andere wereld. Tekens van een primitieve beschaving die vlak onder het dak van de wereld woonde, dichtbij waar warme en koude lucht al duizenden jaren op elkaar botsten – ook nu nog iedere zomer, elke dag. Waar regen, hagel en sneeuw, bliksem en donder vandaan kwam, waar – wie anders? – de goden tot hen spraken.
Zij wonen er allang niet meer, wij zien andere tekens langs de weg en god is dood. De rotstekeningen zijn soms beschadigd, een enkele is daarom zelfs vervangen door een kopie. In het museum in Tende kun je ernaar kijken, je verwonderen over die taal, die symbolen, en je weer even terug wanen in de oertijd, in de tijd zonder grenzen. Je begrijpt de alpinisten en andere bergbeklimmers weer een beetje beter. In de bergen bij Tende kun je nog altijd de menselijke nietigheid en de strijd met de elementen ervaren. Je kunt er even geloven wat je wilt.
Een extreem luchtgekoelde trein nam ons aan het einde van de middag weer mee terug naar beneden, terug naar het stedelijke, mondaine, verhitte Nice. Ik werd er door de koude lucht bevangen en twee dagen later was ik ziek.
De muur
Lunteren leek me eerder een werkwoord dan een plaatsnaam. Dat vermoeden bleek juist. Het betekent zoiets als talmen, dralen of slenteren. Desondanks konden we er zaterdag ook naar toe met de trein. We gingen naar Lunteren om de muur te zien, de ‘Muur van Mussert’. Betwist erfgoed, zoals dat zo mooi heet. Een hoge, rechte constructie die een podium vormde voor bijeenkomsten van de Nederlandse nationaalsocialisten waaronder dus ook Anton Mussert, de voorman van de NSB. Hij hield er zijn zogenaamde ‘hagespraken’ voor soms wel duizenden mensen. Op de Goudsberg in de bossen bij Lunteren. Neurenberg op de Veluwe. Grootheidswaan, vlakbij het middelpunt van Nederland. Ironisch genoeg werden dergelijke politieke bijeenkomsten tijdens de jaren 1940-1945 juist verboden door de Duitse bezetter.
De muur is een beetje overwoekerd en vervallen maar staat er nog. Op een merkwaardige plek ook: omringd door stacaravans voor Poolse gastarbeiders – al zijn die ondertussen ook weer vertrokken. Een soort duinpan met lege witte chalets. Ongemakkelijk misschien maar de geschiedenis is natuurlijk wel dat de muur er eerder was dan het kampeerterrein. Desondanks heeft de campinghouder vorig jaar een sloopvergunning aangevraagd voor de muur. Waarmee de jarenlange besluiteloosheid op scherp werd gezet. Maar er ontstond protest tegen de voorgenomen sloop en het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap werd gevraagd om een beslissing te nemen. Uiteindelijk werd in februari 2018 besloten de muur tot monument te verklaren. Ongetwijfeld tot ergernis van de lokale ondernemer. Erfgoed is niet alleen datgene waar we trots op zijn; het is de geschiedenis waar we ons bewust van moeten blijven.
De muur zal dus behouden blijven. De vraag is: op welke manier? Moeten de Polen terugkomen om de blinde muur in zijn oude staat terug te brengen? Om aan het einde van de dag het van hun uitbuitersloon gekochte bier op te zuipen in de stacaravans ertegenover? Moeten we er een herinneringsplek voor de collaboratie in Nederland van maken? Een documentatiecentrum misschien? Ik denk het niet. Wat mij betreft blijft het precies de ruïne die het nu is. Je moet je er dan alleen voor zorgen dat de muur niet verder vervalt. Een ruïne onderhouden – dat lijkt me een uitdagende vorm van restauratie. Dralen, talmen. Lunteren.