Archief voor juni 2018
Koning der Belgen
Met King of the Belgians eindigde gisteren onze filmreeks Science & Fiction: Over leven in de stad (in samenwerking met het Louis Hartlooper Complex). Hilarisch, hartverwarmend en ook nog een wijze les. Op naar volgend jaar, waarin de filmreeks zijn tienjarig bestaan viert.
Botenhuis
Nietsdoen
Zodra ik dat woord ‘moeheid’ hardop uitspreek, denk ik altijd aan Hans Lodeizen (uit: Het innerlijk behang en andere gedichten. Amsterdam, 1954):
de moeheid in een bootje
roeit langs geweldige steden
die drijven ieder een eiland
langs de kust van het
gefantazeerde intellect.
Mijn eigen vermoeidheid zat echter niet in een bootje, die was een zware, nauwelijks op te tillen deken. Ik ging vroeger naar bed, probeerde langer te slapen maar dat leek weinig verbetering te brengen. Lag het aan de luchtdruk, of naderde soms weer dat jaarlijks terugkerende moment waarop ik genoeg had van de mensen maar me nog niet kon terugtrekken in mijn denkbeeldige Hinterhof?
Rusteloos liep ik de checklist langs: zorgde het idee dat er over een paar weken vakantie aan komt misschien al voor het toelaten van een dieper gelegen moeheid? Had ik eigenlijk wel te weinig rust gehad? Was het niet eerder dat ik wat teveel gedronken had de laatste tijd? Op de fiets begon ik me af te vragen of ik nog wel vooruitkwam, of ik wel tegenwind had, of er kortom niet eerder sprake was van vernauwde aders, hartproblemen. Met alle tragische ziektegeschiedenissen onder vrienden en bekenden van afgelopen halfjaar in het geheugen, hoefde niets me tenslotte nog te verbazen. Rusteloos en hypochondrisch ging ik op zoek naar een verklaring – en ook dat zal niet bevorderlijk geweest zijn.
Totdat mijn moeheid als sneeuw voor de zon verdween en de remedie eigenlijk heel eenvoudig bleek. Zodra ik ging zitten zonder enige bedoeling, zonder iets te willen, niet eens het lezen van een boek of de krant, zodra ik de leegte en de verveling in alle ogenschijnlijke verschrikking toeliet, veranderde er al binnen tien minuten iets, werd de deken weggetrokken en kon ik mij vrij bewegen, bevond ik mij ineens in een frisse, grote ruimte vol mogelijkheden. Het bloed begon weer te stromen, ik schreef iets op, stond op om iets ondernemen waar ik echt zin in had – en niet omdat het moest.
Nietsdoen – dat was het beste.
Uitgelezen 93
‘Bakerpraatjes! Dat heeft niets met elkaar te maken.’
‘Moet jij nodig zeggen, volgens jou staan alle dingen met elkaar in verband. Je hebt het zelf gezegd: als het ene deeltje iets overkomt, is dat op hetzelfde moment ook aan het andere af te lezen…’
‘Maar dat is poëzie!’ zegt Werner. ‘Van Dixhoorn.’
‘… de oppervlaktestructuur van wat we zien en zeggen en de dieptestructuur die daaronder ligt en zich aan de oppervlakte openbaart en daardoor…’ vervolgt mijn moeder.
‘Dat komt uit een gedicht van Bert Schierbeek.’
‘… dit niet zonder dat, zus niet zonder zo…’
‘Vaandrager!’
‘… het ene doet niet onder voor het andere…’
‘Faverey?’
‘Ken ik nie!’ roept mijn moeder, en ze drukt jaar handen tegen haar oren.
Zonder er acht op te slaan vervolgt Werner: ‘Natuurlijk zijn alle dingen met elkaar verbonden, maar niet dezelfde manier. Het ene staat in directer verband met het andere dan het andere, en er zijn gradaties in de wijze waarop we daarover kunnen praten. Zo zijn er de overduidelijke verzinsels, zoals de invloed van het onweer op het zog, er is de poëzie die verbanden suggereert tussen schijnbaar tegengestelde zaken, en er is de wetenschap die de feitelijke connecties benoemt. Aan bakerpraatjes hebben we niets in ons vak, de poëzie inspireert ons tot weidse vergezichten en het wetenschappelijke feit is ons uiteindelijke doel. Die dingen moet je goed uit elkaar houden, Ineke.’
[Markus van der Graaff, Mijn moeder en haar zoon, p. 106-107.]
De Hef
Ik wist niet meer precies hoe ik erop gekomen was, maar ineens wilde ik een exemplaar van Vaandragers boek De hef in mijn bezit hebben. De liefde voor boeken lijkt soms verdacht veel op een verslaving, een bodemloze honger naar meer en meer en meer. Al moet gezegd: het lezen van De reus van Rotterdam was nog niet zo lang geleden een verpletterende ervaring geweest. En nu we aan de vooravond staan van het debuut van weer een nieuwe, bijzondere auteur in die stad, raakte ik de dagdroom van Rotterdam maar niet kwijt. Met het bestellen – en het bericht dat het antiquariaat aan het inventariseren was, de bestelling nog een keer vergeten werd – begon het beproeven van mijn geringe geduld. Met het aankomen van het pakje, het voorzichtig opensnijden en uitpakken, begon de magie van de bibliofilie.
Het pakpapier was een pagina uit Trouw van de dag ervoor. De fotorubriek ‘Naast het nieuws’ over protesten tegen de sociale hervormingen van de regering in Nicaragua. Op de achterkant was de kruiswoordpuzzel in zijn geheel ingevuld – door de boekverkoper, nam ik aan. De aanwijzing ‘letterkeer’ (14 horizontaal) was omcirkeld. Ingevuld: anagram.
Uit het papier haalde ik het boek, met zijn keiharde, droge, ik zou willen zeggen: Rotterdamse vormgeving, uit 1975. Het is wat het is. Geen hoofdletters.
Bij de bestelling werd aangegeven dat aan het boek was toegevoegd een tekst van Ed Schilders uit de NRC van 12 juni 1985, getiteld ‘De Hef als monument’. Het bleek om een vergeeld krantenknipsel te gaan, dat ergens tussen de bladzijden geschoven was. Dat artikel ging nauwelijks over Vaandrager, veel meer over de brug zelf, en over De Hef. Biografie van een spoorbrug van Arij de Boode en Pieter van Oudheusden. Merkwaardig, maar zeer welkom.
Het was, besefte ik plotseling, het bekijken van wat nog van die brug over was, van de straten en het park in aanleg eromheen, zo’n twee, drie jaar geleden, die me destijds het bijzondere boek van Vaandrager in herinnering hadden gebracht. Met de bewondering van het gigantische ijzeren mechaniek zelf was het begonnen. De Hef is nu een schitterend stuk industrieel erfgoed. Als je toch ergens heen gaat om een brug te gaan zien, ga dan naar Rotterdam.
En lees Vaandrager!