Archief voor mei 2018
Spooklichaam
Wij hadden niet de hotelkamer waar het spook dat naar de naam Désiree luisterde zou nu en dan verscheen. Toch keek ik iedere keer dat we wakker werden van luidruchtige gasten die midden in de nacht terugkeerden, in de donkere kamer om ons heen of ik haar misschien kon ontwaren. Maar het magische denken faalde dit keer. Toen we de volgende dag echter in zuidelijke richting gingen wandelen langs de kleine rivier de Mark, merkte ik dat ik minder dan gebruikelijk tegen mijn reisgenoot zei en zo nu en dan in gedachten afdwaalde – omdat ik aan een ander dacht. Was het aan haar, aan Désiree? Nee, het was een ander fenomeen dat mij bezighield, een ander wezen. Ik had de laatste weken pijn in mijn rug gevoeld, en die ochtend preventief pijnstillers ingenomen. Desondanks bleef ik op zoek naar symptomen van wat ik juist wilde onderdrukken. Ik was niet verliefd op een ander, er liep niemand in mijn gedachten met ons mee. Of misschien toch: ik was het zelf die naast haar liep en er ging tegelijkertijd een afsplitsing van mij mee. Mijn gedachten en gevoelens hadden zich in een ongrijpbare maar zeer aanwezige gedaante teruggetrokken, een vluchtig observatorium. Terwijl mijn tastbare lichaam op de automatische piloot het zware werk deed, feitelijk zonder klagen. Zij waren met elkaar in conclaaf, waardoor ik danig werd afgeleid. Mijn ongrijpbare ik wilde de pijn opzoeken, hield er constant rekening mee, was er tegen wil en dank aan gehecht geraakt. Een fantoom. Mijn achternaam verkeerd geschreven.
Belg-original Art
Ook Dirk Wendelen koestert de stations die hij dagelijks in België passeert, op weg tussen Brussel en Antwerpen. En hij koestert blijkbaar ook de reistijd want hij zou evengoed de sneltrein kunnen nemen, maar dat doet hij niet.
Antwerpen
Berchem
Mortsel
Hove
Kontich
Doffel
Sint Kathelijne Waver
en verder…
Dirk Wendelen is meubelrestaurateur en maakt daarnaast ook kunstig, fantasierijk vrij werk waarin soms de materialen afkomstig uit zijn werkplaatsen bepalend zijn. Hij maakt mobielen, houtsculpturen, ‘marqueterie’, tekeningen en grafisch werk. Daarin denk je soms abstracte aboriginal art te herkennen maar die indruk is onterecht. Dirk Wendelen is een Belg. Het uniekst zijn Wendelens leporello schetsboeken – voor een deel tijdens zijn treinreizen tot stand gekomen. Je herkent er gezichten van medereizigers in, of de tussengelegen stations. Wendelen haalt alles uit de tijd, omdat hij altijd lijkt te kunnen werken – met wat zich aandient, wat hij tegenkomt, met het materiaal dat toevallig voor handen is. Hij lijkt daardoor boven alles een vrije geest te zijn, en daarmee is een bron om je aan te laven. Gaat dat zien!
Hij exposeert nog tot en met zondag 27 mei in Huis Hellemans in Edegem, net over de grens, bij Antwerpen. Leuker dan een meubelboulevard.
Leuven-Mechelen
De dienstregeling van de stoptreinen in Vlaanderen is een gedicht. Ook de treinreis van Leuven naar Mechelen liet zich weer als een prachtige strofe lezen, zij het een korte. Ik herhaalde de namen van de dorpen en gehuchten op de prachtige, matte donkerblauwe borden met witte letters hardop terwijl ik naar de huizen, brouwerijen en fabrieken, velden en bossen erachter staarde. Altijd maar in de hoop in het raadselachtige Vlaams de juiste klemtoon, het goede ritme en de precieze betekenis van de namen te doorgronden. Al weet ik dat het tevergeefs is, in het voorbijrijden.
Leuven
Wijgmaal
Hambos
Wespelaar-Tildonk
Haacht
Boortmeerbeek
Hever
Muizen
Mechelen
Hoop op herontdekking
We hadden elkaar in het water niet herkend maar deden dat nu wel voor de spiegel in het zwembad. Lang geleden waren we buren in een gebouw met ateliers en nu stelden we elkaar de vraag die iedereen stelt tijdens zo’n onverwachte reünie.
Zij was vooral intensief bezig met het uitzoeken, inventariseren en conserveren van het werk van een oude beeldend kunstenaar, die nu in een verzorgingshuis zat. Schilderijen, tekeningen, schetsen – een enorme hoeveelheid werk die zich in zijn werkzame leven gestaag opgestapeld had. Hij had geen familie en eigenlijk ook geen erfgenamen. Er waren vrienden die wel werk wilden hebben en misschien kon er nog iets verkocht worden maar uiteindelijk zou zoiets als veiling resten.
We vroegen ons hardop af wat het lot van ons eigen onverkochte en zich opstapelende werk zou zijn. Zij had tijdens het inventariseren ook even betwijfeld of het eigenlijk wel zin had om door te blijven tekenen als je tekeningen en ander werk ongezien en onverkocht zouden blijven. Gelukkig had zij, net als ik, al snel de conclusie getrokken dat de motivatie om te blijven tekenen of schrijven in het maken zelf gelegen is.
De situatie van de oude kunstenaar is bepaald niet uniek. Ik stel dan ook voor dat er ergens in een weidse polder een gigantische loods ingeruimd wordt, waar in boxen het samengepakte, gedocumenteerde en goed geconserveerde werk van kunstenaars bewaard kan worden. Zoiets als de zadenbunker in Spitsbergen of de blauwe loods voor nucleair afval in Borsele, maar dan minstens zo toegankelijk als een Shuregard. Zo niet permanent betaald, dan toch met een door een stichting gegarandeerde bewaartermijn die langer is dan die van het gemiddelde graf. Zo lang als het copyright misschien. Of gewoon: ergens tussen de 50-70 jaar. En dat allemaal vooral in de hoop op herontdekking – die zich voor nogal wat kunstenaars soms ineens, in onverwachte hoek, voltrekt. Omdat iemand je als voorbeeld noemt, en ‘bijna vergeten’. Als de herwaardering na al die jaren echter niet heeft plaatsgevonden, kan de box geruimd worden.
Het is wat mij betreft geen treurig beeld, zo’n kunstenaarsloods in de polder: ik zie er een fijne bibliotheek en bezoekersruimte bij, waarbij familie, vrienden en belangstellenden zich op verzoek en onder toezicht kunnen verdiepen in het opgeslagen werk. En je kan hem natuurlijk mooi opschilderen, in kleuren die de omgeving imiteren.
Scènes in de gelagkamer
Tijdens de cognac viel me ineens op dat de schouw in het cafégedeelte van Hotel Van der Werff op Schiermonnikoog bedekt is met tegeltjes waarop dieren zijn afgebeeld. Iedere tegel bevat er een. Sommige duidelijk herkenbaar als varken of vogel, andere onbekend, misschien gewoon slecht geschilderd maar in ieder geval raadselachtiger. Wat had de tegelschilder verzonnen tijdens het maken van dit keramische bestiarium? Voor de haas had hij duidelijk een voorbeeld genomen aan een boksende kangoeroe maar wilde hij die kruising tussen hond en beer er nu gevaarlijk laten uitzien of juist niet? Je kon lang naar de dieren staren of er natuurlijk botte grappen over maken; over de kaas, de bangoeroe, de bond of de heer.
In het hotel werd die avond het boek De vesting / The fortress van fotograaf Luca Solari gepresenteerd. Zwart-wit beelden van het eiland: landschappen, de zee en het zand, dieren en karaktervolle portretten van bewoners. Italiaans, dus: esthetisch. Gemaakt door een voormalige jazzdrummer: ritmisch, met oog voor patronen en details, een abstrahering van wat ook onze ervaring was. Schrijver Mathijs Deen, die teksten voor het boek had geschreven, vertelde het publiek in de hotellounge dat Solari door zijn Nederlandse vrouw meegenomen was naar Schiermonnikoog, dat hij meteen gefascineerd was geraakt door het eiland en daarna keer op keer was teruggekeerd, vaak ook in de winter. Verliefd. Nu, na een jaar of tien, was zijn boek klaar en een ode aan het eiland en aan zijn mensen geworden.
In de zaal zaten enkele van de geportretteerden. Ook Tiny, het oude dametje dat de fotograaf aan andere bekende gezichten in het dorp had voorgesteld. Zij kreeg het eerste exemplaar van het boek, daarna pas de burgemeester.
947 inwoners, tien biljartverenigingen. Dat is Schiermonnikoog. Solari had Tiny ontmoet tijdens het jaarlijkse toernooi tussen de clubjes, ook in Van der Werff. Nu was het biljart bedekt met houten platen en een kleed, en werden er na de presentatie exemplaren van het boek opgestapeld en verkocht.
Om het biljart heen, in het café en de lounge, begroetten bekenden elkaar, volgden omhelzingen en gesprekken in verschillende talen, geblader, wijzen, drinken en lachen. Hier en daar vormden zich groepjes, ook een rond Tiny, die weer in het gezelschap was van de drie dames met lijzig Rotterdams accent tegen wie we haar de vorige dag nog hadden zien biljarten, licht gehinderd door haar aandacht vragende hondje.
Tussen alle gasten door dwaalde een oude, wat verstrooid ogende heer van stand, het zware fotoboek klem onder zijn arm. Hij bleef maar heen en weer lopen van café naar lounge, steeds bijna gevloerd door de goot voor de schuifdeuren tussen de ruimtes, die nu open stonden. Het was onduidelijk wie of wat hij zocht, en keer op keer was het spannend of hij door zijn wat aarzelende, stramme tred zou struikelen over de ijzeren drempel. Maar zonder ernaar te kijken, slaagde hij er iedere keer in veilig naar de andere kant te komen. Om verder te zoeken, misschien wel naar zichzelf.
We keken naar de eenzame, slepende tred van de oude man en naar de andere bewegingen in het langzaam leger wordende, donkere café. Die ‘gelagkamer’ – dat woord is hier beter op zijn plaats – is een gat in de tijd, op een eiland in de zee. We waren er gelukkig mee.