‘”Je bent een lekker wijf, Katekut”, zei de kabouter, die plotseling als buikspreker van Daan optrad. Lara reageerde niet. Ze lag met gesloten ogen als een gestrande zeemeermin op de deken die niet langer met ruiten bedekt was maar een ingewikkeld mozaïek vertoonde dat voortdurend van samenstelling veranderde, alsof het door verschillende onzichtbare handen werd vervaardigd. ‘Kutkabouter,’ mompelde Daan, waarbij hij zich afvroeg wie hier het woord voerde, de door plotselinge zelfkritiek overmande Chouffe-kabouter of hijzelf, Daan Vos, die het bestaan van die grofgebekte gnoom fucking irritant vond.
Ineens kwam de zeemeermin tot leven, haar romp rees op, het haar schuimde rond haar hoofd. Met kalme opwinding wees ze Daan op een stapel houtblokken onder een afdakje. De keurig gekliefde en gezaagde rondjes bleken de gekste bekken te trekken, grijnsden, grimasten, pruilden en fronsten erop los. Een gruwelijk spektakel. Dat wil zeggen, preciseerde hij tegenover zichzelf, zowel supervet als vreselijk. Dat moest hij beslist vastleggen voor het nageslacht. Maar toen hij zijn smartphone weer aan het werk wilde zetten, merkte hij dat hij nog onmogelijk de regie of de camera kon voeren – hij was nu zelf onderdeel geworden van een even wonderbaarlijke als belachelijke film. Hij kon niet langer ontkennen dat het niet werkte.’
[Peter Drehmanns, Van de wereld, p. 252-253.]
Archief voor januari 2018
De lange winter
La vie des animaux
Poes
Onze poes is een stijlfiguur waarvoor ik het woord niet weet. Ze heet namelijk Poes, voor de duidelijkheid. Poes is een gezelschapsdier – en dat in de meest letterlijke zin. Als wij thuis zijn, dan is zij er, en vrijwel de hele tijd. Poes is echter ook een vogelmoordenaar, een pittige territoriumverdediger en stort zich onverschrokken van schuttingen en dakjes, is dol op de wind. En sinds maandagochtend is ze weg.
Nadat we verschillende zoekacties hebben gedaan en nu alle contacten en middelen inzetten om haar weer terug te vinden, gingen mijn gedachten naar wat ik laatst las over het ‘magische denken’. De columnist die dit begrip gebruikte, deed er nogal badinerend over, omdat het een vorm van denken is waarin een – niet aantoonbaar – verband tussen bepaalde fenomenen gelegd wordt. Een vorm van denken die zich weinig gelegen laat liggen aan de stand van de wetenschap of aan de logica. Zij vond het onbegrijpelijk dat er nog steeds zoveel mensen zijn die zich op de een of andere manier overgeven aan dit magische denken, het denken in ‘iets’, ‘ergens’ en ‘op de een of andere manier’.
Ik vond het juist een heel mooi begrip, ‘magisch denken’. Beeldend, sprankelend, raadselachtig – veel beter dan de schijnbare zekerheid en ontnuchterende rationaliteit die we al zo vaak tegenkomen. Ik moest denken aan ‘bezielde verbanden’, aan verhalen, die zo hun eigen waarheid kennen. Als het een verhaal is, is het goed. Dan is het geheel meer dan de som der delen. Als bij toverslag. Magisch.
Maandag vroeg ik mij dan ook meteen af wat de reden kon zijn van Poes’ verdwijnen. Was haar wegblijven een straf? Eentje die ons moest vertellen dat het tijd was om te verhuizen? Dat ons almaar voortdurende geluk nu toch echt in zijn laatste stadium was gekomen? En waarom viel het samen met het afronden van mijn laatste roman? Was het, gevolgd door de storm, de eerste van zeven plagen die over ons zouden komen? Ik wist het niet.
Kon ik haar maar met het magische denken terugbrengen naar huis. Een verhaal over Poes schrijven dat klopt, en een einde heeft.
Zelda Bomba
Zelda Bomba in Parijs.
Het grote wachten
In eerste instantie dacht ik dat er een creatieve stadsbewoner aan de slag geweest was: een collagekunstenaar die van de grote affiches in de holle wanden van het metrostation nieuwe montages had proberen te maken. Maar al meteen de volgende dag werd me duidelijk dat al die gescheurde posters een veel prozaïscher en tragischer achtergrond hadden: de dikke posterplakken van kostbare mode-, auto- en cosmeticamerken dienden als matras of deken voor de zwervers en vluchtelingen die op straat sliepen.
We kwamen hen overal tegen in het noordoosten van Parijs, en ze bepaalden voor ons dagenlang het beeld van de stad. Hangend op de pleintjes, verzameld rond een stekkerdoos vol mobiele telefoons bij een kraakpand, bivakkerend in flinterdunne, in de wind wapperende tentjes op pallets onder de bruggen langs het Canal St. Martin. Volkomen door dekens bedekt slapend in portieken, in metrostations en op vluchtheuvels, in de rij voor de opvang naast metrostation Jaures. Sommige van hen zagen we geld proberen te verdienen met de verkoop van handwerk en ander klein grut, tot ver in het 18e arrondissement, anderen mengden zich onder de toeristen in het centrum om modellen van de Eifeltoren te verkopen, of paraplu’s – zodra er regen voorspeld was.
Veel van de vluchtelingen leken echter alleen maar heen en weer te slenteren en in groepjes op de pleinen rond te hangen, in afwachting van… ja van wat eigenlijk? Ze waren op de vlucht geweest voor oorlog of armoede, en hadden vast de hoop gekoesterd in Europa een beter leven te krijgen. Nu waren ze aangekomen en was dit hun lot: armoede, honger, op straat slapen. Ook een soort oorlog eigenlijk. Wat deden ze nog, behalve lijden? Op hulp wachten misschien? Ze hadden vast ergens eten kunnen krijgen, wat kleding en een tijdje oogluikend toestemming om onder een brug te slapen, maar verder leek er hier niets van betekenis voor ze te vinden.
Misschien waren ze verdoofd, verward, getraumatiseerd door hun lange, zware vlucht. Misschien wisten ze niet waar te beginnen. Misschien waren ze hier maar tijdelijk, in hun eigen optiek. Misschien wilden ze liever niet hier zijn maar in Calais en daarna: onderweg naar London. Dat zou voor ieder individu vast anders zijn. Ze deden zo op het oog in ieder geval niets.
Soms ben je afhankelijk van anderen: van wetten en regels, van werkgevers en van huisvesting. Van rigide systemen, bureaucratie en de politiek. En in de tussentijd rest dan soms niets anders dan wachten. Maar wachten is stilstaan. Wachten op een kans, op een uitgestoken hand, op asiel of een ticket naar een volgende bestemming; het blijft stilstaan, en achteruitgaan.