Onze Macedonische collega leert Nederlands. De woorden die ze vaak hoort en grappig vindt, kan ze het makkelijkst onthouden: ‘korting’, ‘gezellig’ en vooral: ‘gratis’. We spraken over woorden met een specifieke betekenis die in andere talen niet voorkomen. Zij noemde als voorbeeld een woord in het Macedonisch dat oorspronkelijk uit het Turks afkomstig was en zoiets betekende als ‘een gevoel dat je extra fijn hebt gemaakt door er iets mee te doen’, zoals het genieten van een op zich al lekkere kop koffie door die op een plek in de zon op te gaan drinken. Ze zei erbij dat we de betekenis die in Bulgarije aan datzelfde woord gegeven werd, maar niet moesten opzoeken. Dat wordt ook lastig want ik herinner me het woord niet meer.
Er waren meer collega’s die woorden konden noemen die een speciale plaats in hun vocabulaire innamen. Woorden die een bepaald gevoel, verschijnsel of gedrag aanduidden waarvoor in het Nederlands geen woord bestond – misschien omdat het beschreven fenomeen in Nederland niet voorkwam, maar misschien ook wel omdat ze het Nederlandse woord niet kenden. Zo was er een jonge onderzoeker die ‘Schadenfreude’ noemde. Hoe mooi dat in het Duits ook klinkt, daarvoor is ‘leedvermaak’ natuurlijk een prima alternatief. Ik moest prompt aan ‘Stausucht’ denken, het verlangen (en dus op zoek gaan naar) een file. Dat kennen we niet in Nederland, volgens mij.
Heb ik zelf ook zo’n woord waar ik gek op ben? Tijdens die lunch, in de week erna en nog altijd wil mij maar niets te binnen schieten. Tot mijn grote ergernis. Ik put nog altijd in mijn geheugen… maar er wil niet een bijzonder woord boven komen. Misschien omdat ik van alle woorden evenveel houd.
Ik ben wel dol op dit specifieke taalgebied; het allemansland tussen de talen in. De woordenschat waarmee je niet kunt overleven, die geen enkel volk exclusief gebruikt maar waar je desondanks een heel mooi en divers woordenboek van zou kunnen maken. Een woordenboek vol unieke begrippen die onvertaald aan alle talen uitgeleend kunnen worden.
Archief voor juni 2017
Tweevoud
Vorige maand een jaar geleden waren M. en ik in Japan. En hoe goed we ook bevriend zijn; we hadden sinds onze terugkeer nog maar een keer afgesproken, een half jaar later in museum De Pont in Tilburg. Daar draaide Fiona Tan’s film Ascent, een montage van duizenden, sterk uiteenlopende foto’s van de berg Fuji en een voice-over die een fictief verhaal vertelde.
We lunchten in het museumrestaurant en verbaasden ons erover dat onze reis zo lang geleden en zo ver weg leek – bijna alsof hij niet had plaatsgevonden. Na onze terugkeer waren we weer opgeslokt door ons dagelijkse bestaan en ons werk maar we hadden allebei ook grondig aan verwerking gedaan, bijvoorbeeld door over onze ervaringen te schrijven. Sterker nog; ik had er zelf een maand lang aan besteed om al mijn indrukken en notities uit te werken. Toch hadden we allebei de indruk dat naarmate de tijd verstreek, onze onderneming steeds onwerkelijker werd. Alsof juist door de voorbereiding en juist door nauwgezette verwerking, de reis zelf maar een korte gebeurtenis was geweest en uit onze gedachten verdwenen was. Gewist uit het ‘werkgeheugen’. Opgeborgen in het archief, droog en donker, als een luchtdicht pakketje. Een pakketje dat alleen op verzoek tevoorschijn kon worden gehaald. Dat moest dan blijkbaar minstens een verzoek in tweevoud zijn want we hadden er, onafhankelijk van elkaar, nauwelijks meer aan gedacht. Zelfs toen we in De Pont gezamenlijk een poging deden, slaagden we er nauwelijks in herinneringen op te halen.
Het is nu weer een half jaar later. Volgende week komt M. op bezoek. Toen ik hem uitnodigde, schreef hij terug dat hij in de afgelopen weken door Tokyo gelopen had, plotseling, als in een droom. Ik had dezelfde ervaring, misschien wel precies tegelijkertijd. Het was exact een jaar geleden dat we elkaars reisgenoot waren.