De jonge aanstormende politicus woont bij mij in de buurt. We kenden elkaar al en dus kon ik hem thuis aan zijn keukentafel interviewen. Dag in dag uit is hij nu bezig zich voor te bereiden op de verkiezingen. Hij staat hoog op de lijst voor de Tweede Kamer en voert campagne: zoekt mensen op en deelt flyers uit, spreekt op politieke bijeenkomsten, debatteert met andere politici en is volop actief via social media. Ook ik droeg bij aan zijn publiciteit maar niet omdat ik zijn politieke standpunten deel. Ik interviewde hem om zicht te bieden op het Kamerlidmaatschap als carrièreperspectief voor geëngageerde jonge mensen. Maar ondertussen sijpelden zijn politieke standpunten natuurlijk wel ons gesprek binnen.
Op bepaalde momenten begon hij een ander soort taalgebruik te hanteren, werden zijn woorden van extra gewicht of schwung voorzien. Dat klonk opvallend goed, maar ik hoorde er ook de echo van de partijideologie in door, en vooral: de retoriek. Misschien deed hij het doelbewust en overtuigd, maar het kon evengoed zijn dat hij het zelf allang niet meer doorhad. Allergisch als ik ben voor neurolinguïstisch programmeren begon er achter in mijn hoofd echter een rood lampje te knipperen: ‘Opletten nu! Trojaanse paarden in aantocht!’
Politiek gezien ben ik het duidelijk niet met hem eens, maar als persoon is hij mij sympathiek. Zijn gedrevenheid en optimisme over wat hij de komende jaren in het parlement wil gaan doen, vind ik oprecht bewonderenswaardig.
Ik heb zelf geen talent voor de politiek maar ik vind het wel een interessant werkveld, precies vanwege de verwarrende verwevenheid van politieke standpunten, welbespraaktheid (of niet) en de persoonlijke indruk die iemand maakt.
Ik kon die verwarring tijdens het interview aan den lijve ervaren. Op het moment dat hij doordraafde op zijn Trojaanse paard en mij van zijn geheel eigen logica probeerde te overtuigen, werd ik me weer bewust van mijn eigen opvattingen. Eigenlijk doen al die argumenten of debatten er niet toe, dacht ik. De wegen scheiden zich al bij het mensbeeld waarmee we beginnen – waar dat ook vandaan komt. Het zijn onze aannames en vooroordelen die ons verdelen.
De jonge politicus nam nu vrijwel iedere avond deel aan debatten, zei hij. Een van die avonden sprong eruit; de avond van het ‘Grote Niet Debat’ waarbij de deelnemers niet zozeer in debat als wel op zoek naar de dialoog zouden gaan. Een prachtig idee; ik zou willen dat ik het zelf had bedacht.