Misschien waren er wel cafés in Edegem maar we wilden niet verder zoeken en stapten de kantine van sporthal Den Willecom binnen. Dwars door de schemerige kantine keken we in de fel verlichte zaal, waar twee vrouwenteams een volleybalwedstrijd speelden. In een ruime kring voor de bar zaten zo’n vijfentwintig mannen, sommige in sporttenue, eentje in een baby-roze konijnenpak, de capuchon met grote oren afhangend in de nek. Derde helft of vrijgezellenfeest? Misschien wel allebei. Er werden in ieder geval continu grappen gemaakt. Op zijn Vlaams, dus nog altijd redelijk ingetogen. Boven hun hoofden en boven de bar, hing een groot televisiescherm, waarop een natuurdocumentaire te zien was. De commentaarstem was onverstaanbaar, maar zo nu en dan hoorde je de voor dergelijke programma’s zo karakteristieke intonatie toch zacht door het praten en lachen van de mannenclub heen brommen.
Toen de barman zich over zijn verbazing over onze komst heen gezet had en geen excuus meer kon vinden om ons te bedienen, bestelde ik twee grote glazen bier bij hem. S. zocht ondertussen een plek aan tafel bij het raam. Ik slalomde langs de mannenroedel en zette de glazen op tafel. Niet lang nadat we onze eerste slok genomen hadden echter, bleken de dames al klaar met hun wedstrijd, en ruimden ze de ballen, banken en netten op. Het felle TL licht in de zaal ging uit, alleen de digitale klok bleef nog door het duister priemen.
In de kantine ondertussen steeg de stemming onder de mannen, om dan plotseling stil te vallen op het moment dat de leeuw een krokodil te grazen nam en even liet voelen wie toch echt de koning der dieren was. De mannen keken vol ontzag naar het scherm en zwegen, namen nog maar eens een slok van hun bier. Ook die ene in zijn konijnenpak.
Archief voor maart 2016
Blijdorp
Frederik Rietdijk tot nu
Dit is een klein stukje van het portret van een boom, een landschap, een wereld. Maar vooral: verf. Een wereld van verf, waarin de diepte aan de oppervlakte ligt. Als je er even de tijd voor neemt, ga je het zien. Ga op pad, grijp de tijd en ga het magische schilderwerk van Frederik Rietdijk bekijken. Tot en met paasmaandag 28 maart a.s. exposeert hij in Huis Hellemans, Edegem (bij Antwerpen).
Zurückbleiben, bitte 18
Uitgelezen 73
‘It is possible to learn from a teacher whose identity is completely unknown to the student. This may sound unbelievable, so prepare yourself for something strange. The teacher may be a consciousness that may or may not even reside in a living body. The teacher may have died and yet not have been reborn. Or, the teacher may at present be a child who, in a past life, attained some sort of mastery. It may be that the teacher had a strong connection with the student but passed on. Or, the teacher may have had no connection in this life but, rather, in past lives. Or, the connection may even be much less fathomable. The student may not even be consciously aware of being taught through ‘spirit’. Such an awareness, however, can make the process more efficient. If the instruction is coming, for example, through dreams (as mine most often does), the student can do various things to increase the likelihood that contact will be made and that what is received is consciously retained upon awakening. Future contacts can be initiated by consciously desiring the contact to be made. Retention can be increased by an awareness that an important process is taking place. The knowledge that you are being helped in spirit adds an extra keenness to your receptivity.’
[Robert Chuckrow, The Tai Chi Book. Refining and enjoying a lifetime of practice, p. 109.]
Utamakura
Boven op een van de achttien stapels boeken die op ons lag te wachten in het appartement van JWL lag De smalle weg naar het verre Noorden van de Japanse dichter Matsuo Basho (1644-1694). Ik las het een paar dagen later. Oppervlakkig gezien betrof het een nogal droge opsomming van routes, plaatsen en personen, afgewisseld met korte gedichten die zijn indrukken poëtisch samenvatten. Niet bepaald het ‘meesterwerk van de Japanse literatuur’ dat sommigen erin zien. Toch school hier de diepte aan de oppervlakte, zo begreep ik uit het commentaar (waar driekwart van het boek uit bestond). Voor de goede verstaander bevatte de tekst namelijk een hele reeks van verwijzingen naar de geschiedenis, de religie en de literatuur. Hij reisde door Japan in het voetspoor van monniken en pelgrims en van andere dichters, waarvan sommigen hem maar liefst negen eeuwen eerder voorgingen. Door hen te noemen, te citeren uit hun gedichten en inzichten en te reizen langs hun vergezichten bracht hij hen een eerbetoon. Voor een dergelijke, aan vindplaatsen gebonden, intertekstualiteit bleken de Japanners een speciaal woord te hebben: utamakura.
Beschouwde ik het bezoeken van plekken uit het werk van een bewonderde schrijver of het bezoeken van schrijversgraven tot nu toe als een absurde gril – maar deed ik het desondanks toch – nu voelde ik mij ineens bevestigd in de zin ervan. Omdat er een woord voor is.
Het alert rondkijken in de Sarphatistraat in Amsterdam; mijmeren bij de brug van Bommel; ronddraaien op de Alexanderplatz in Berlijn; af willen reizen naar de Nevski Prospekt in Sint Petersburg of de Via Merulana in Rome: dat is ineens allemaal niet zo merkwaardig meer. Ik sta in een eeuwenoude traditie. Met M. wilde ik twintig jaar geleden van Sint Petersburg naar Odessa reizen met de trein, de ‘sprong naar het zuiden’ maken zoals Konstantin Paustovski zo vaak had gedaan. Het kwam er toen niet van, maar het was in de geest van de utamakura geweest. Dit voorjaar reizen we wel samen af, zij het dat de bestemming een andere is; een flink stuk in het voetspoor van diezelfde Basho, en de dichters voor hem.