Buiten zicht (meneer A.A. de Bruijn)
De duisternis die al jarenlang op je ogen lag
de duistere nis waarin je nu gestrekt ligt
jij die in de loop van de tijd restletsel werd
ongezien met ogen van bekrast glas
onzichtbaar in wat je betastte.
Deze woorden die je afleggen, toedekken
wegdragen naar een buitengebied
daar waar de dingen geen dwangbevelen
meer uitvaardigen voor retina en cornea.
Voorgoed zoekgespeeld ben je bijna, nog
even nu een mens een man een lichaam
buiten bereik van de contactpersonen –
zij hadden de verkeerde nummers wellicht.
Wie je was wist je zelf misschien niet meer
een afgedrevene in eigen land
een onderduiker in slechte adem
een verstekeling in een moe bed – wie
zal het zeggen, getuigen ontbreken
een stille steen wacht op je.
[Peter Drehmanns, uit: Grafleggingen, p. 15]