Archief voor augustus 2015
Tien dagen Berlijn: Aangeboden voorwerpen
Je hoeft je natuurlijk niets aan te trekken van de voorwerpen die je op straat tegenkomt. Sommige mensen zien ze niet eens en meestal is het ook gewoon afval, rommel, meuk. Ik heb echter de neiging in de aangeboden voorwerpen opdrachten te zien. Om mij heen vallen mussen van het dak – in ieder geval in Berlijn.
Dat wil overigens niet zeggen dat die tekens altijd een genoegen zijn. Die cd van ‘Carlones Kamal’ (Carlo Bonomelli) mocht dan een simpele, in het oog springende boodschap uitdragen (‘Just feel / Don’t think to much’), hij was van bedroevende kwaliteit.
Veel beter was het boek dat S. uit het stapeltje ‘zum mitnehmen’ viste naast een perkje rondom een boom naast de Lausitzerplatz; een exemplaar van Konstantin Paustovski’s Die goldene Rose. In dat boek vol ‘Gedanken über die Arbeit des Schriftstellers’ vertelt Paustovski in een reeks korte verhalen over zijn persoonlijke ontwikkeling en de volgens hem wezenlijke elementen van het schrijverschap. Ergens in dit boek komt hij te spreken over de ‘kleine portie gif’ die elk verhaal zou moeten bevatten – dat herinner ik me nog van de Nederlandse vertaling, die ik zo’n twintig jaar geleden las. Ik ben nog op zoek naar die passage.
Op zondag, nu precies een week geleden, in de tuin van het Joodse Museum, las ik wel al zijn intrigerende typering van de ‘(be)roeping’ tot het schrijverschap van ‘Dekker’ (Multatuli), wiens roem dus blijkbaar ook Rusland had bereikt, of in ieder geval een ruim denkende geest als Paustovski. Gedanken über die Arbeit des Schriftstellers… onvermijdelijk.
Tien dagen Berlijn: Kaugummiautomaten 6
Tien dagen Berlijn: Südstern
Waar we niet naar toe gingen
Met iedere bestemming die we van onze wensenlijst afstrepen, komt er weer een nieuwe bij. Of de wens om terug te keren, omdat er losse eindjes zijn. Terug naar het riviertje, dat we eigenlijk in de verkeerde richting hadden gevolgd; terug naar de binnenstad waarvan we nog een deel nauwelijks hadden gezien. En: terug naar dat dorpje in de buurt waar we eigenlijk heen hadden moeten gaan, als het aan mij lag: Crespi. Het staat nu al in mijn geheugen gegrift. Als de plek waar we niet heen gingen, een beetje zoals de foto die je niet hebt gemaakt, maar die je je beter herinnert dan de 150 andere die je wel op je geheugenkaart terug kunt vinden. Of: zoals de eilanden in het boek van Schalansky.
Crespi is een volledig bedacht, ontworpen dorp, gebouwd door de fabrikanten die werk verschaften aan de bewoners van het dorp. Crespi is het Veenwouden van Italië, geboren uit een ondernemende geest die alles dacht te kunnen beheersen. Crespi, een Utopia in steen, op het fundament van de maakbare, functioneel denkende industriële geest. De tijden zijn veranderd, het ideaal in verval geraakt, en gelukkig misschien ook maar. Maar hoe ligt het dorp er nu bij? We zijn het niet gaan controleren. Nog niet.
Uitgelezen 67
‘In een kleine stad in de uitlopers van de Vogezen wordt een zesjarige jongen bezocht door dromen waarin hem een totaal onbekende taal wordt geleerd. Al snel beheerst de kleine Marc Liblin deze taal vloeiend en niet alleen in zijn dromen, zonder te weten waar hij vandaan komt en hij wel echt bestaat. // Marc Liblin is een eenzaam kind, hoogbegaafd en leergierig. Als jongeling leeft hij meer van boeken dan van brood. Op drieëndertigjarige leeftijd woont hij als drop-out in Bretagne. Daar trekt hij de aandacht van onderzoekers van de universiteit van Rennes, die zijn droomtaal willen ontraadselen en vertalen. Twee jaar lang voeden ze reusachtige computers met zijn merkwaardige klanken. Tevergeefs. // Op zeker moment komen ze op het idee havenkroegen af te gaan om bij passagierende matrozen na te vragen of iemand van hen deze taal al eens ergens heeft gehoord. In een kroeg in Rennes geeft Marc Liblin een solovoorstelling, hij houdt een monoloog voor een groep Tunesiërs, als de man achter de bar, die voorheen bij de marine heeft gezeten, zich ermee bemoeit en verklaart dat hij de tongval al eerder heeft gehoord, op het eenzaamste van alle Polynesische eilanden. En hij zegt een dame op leeftijd te kennen die precies zo spreekt, de ex-vrouw van een militair, die nu in een huurwoning in de banlieue woont. // De ontmoeting met de Polynesische vrouw verandert Liblins leven: Meretuini Make opent de deur, hij begroet haar in zijn taal, en zij geeft onmiddellijk antwoord in het oude Rapa van haar geboorteland. // Marc Liblin, die nog nooit buiten Europa is geweest, trouwt met de enige vrouw die hem verstaat, en in 1983 vertrekt hij samen met haar naar het eiland waar zijn taal wordt gesproken.’
[Judith Schalansky, ‘Rapa Iti’ in: De atlas van afgelegen eilanden, p. 72.]