Archief voor januari 2015
Niemandstijd
Als ik midden in de nacht wakker word, komt dat meestal door de wind. Ik geloof dan dat ik de geest door de kruinen hoor ruisen – en luisteren moet. Ik probeer vervolgens schrijfproblemen op te lossen, net zoals ik dat vaak doe vlak voordat ik ga slapen. Omdat ik dat graag doe en omdat het op die momenten het beste lukt.
De laatste tijd echter word ik om zes uur ’s ochtends wakker. Niet van de wekker, niet van de snelweg, slechts een enkele keer van de wind of de regen – of van allebei. Het komt niet door onrust in mijn aderen, het is niet dat ik al uitgeslapen ben. Nee, het is eerder alsof er ergens een grote schakelaar is omgezet. Alsof de wereld, het bestaan en tijd worden aangezet als een machine en ik daar van wakker schrik. Ik zou liever hebben dat het wat later op de ochtend gebeurt, maar als ik mijn ogen eenmaal open heb, maak ik er het beste van. Ik neem de tijd, wonderlijke niemandstijd waarin niets meer of nog niets hoeft maar alles kan en alles mag.
Of die schakelaar werkelijk bestaat en waar hij dan te vinden is, dat weet ik niet. In de Ardennen, niet ver van Houffalize meen ik ooit, tussen de bomen en struiken naast de desolate camping waar we een paar dagen stonden, de kolossale, totale UIT knop te hebben gezien waarmee een reuzenhand met een ferme klap een einde aan de dingen, een einde aan alles kon maken. Maar een dag later zag ik hem niet meer.
Het is weer zover
Adoptiepoes
De poes die we hebben geadopteerd zat de eerste dagen dat ze bij ons was helemaal teruggetrokken in het donkerste hoekje van onze huiskamer, bij de pedalen van de oude piano en observeerde ons leven. Ze leek te overwegen of ze er wel bij wilde horen. ’s Ochtends vroeg, als ze ons wakker hoorde worden, begon ze klagelijk te miauwen en als we ’s middags en ’s avonds thuiskomen vroeg ze ook nadrukkelijk om aandacht, alsof ze zich werkelijk in de steek gelaten voelde. Dat doet ze trouwens nog steeds.
Maar ondertussen lijkt ze zich volkomen thuis te voelen, al schrikt ze nog regelmatig op van geluiden die haar vreemd zijn. Ze zit graag op mijn schoot, zo graag en zo nadrukkelijk genietend met haar klauwen in mijn bovenbenen, dat ik er soms niet meer tegen kan. Dan zet ik haar weg en opnieuw als ze er terug opgesprongen is, en nog eens en nog eens. Diezelfde anti-pavloviaanse levenshouding heeft ze als we haar van het aanrecht afhalen, keer op keer, om duidelijk te maken dat ze daar niet overheen mag lopen. Ik vermoed dan dat ze dom is, maar als ik terugdenk aan de dag waarop ze razendsnel doorhad hoe het kattenluikje werkte of haar ineens op een bijzonder ingenieuze manier een gesloten gordijn opzij zie schuiven om er achter op de vensterbank te kunnen staan, als ze na herhaaldelijk van mijn benen gelicht te zijn naast me op de stoel komt zitten en me geluidloos aan blijft staren, verdenk ik haar ervan dat ze me probeert te manipuleren. En: het is alsof ik die blik herken. Prompt begin ik haar te wantrouwen, en tegelijk: mezelf. Wat ik van haar denk, is… wat ik van haar denk, en waarschijnlijk niet wat de adoptiepoes denkt, als ze al iets denkt. Afhankelijk van waar je in gelooft, gaat dit over mij – of over haar.
Omslag
Omdat ik op zoek ga naar een nieuwe uitgeverij voor mijn roman, was ik van plan een soort omslagtekst te schrijven. Het samenvatten van een boek is natuurlijk een hachelijke, welbeschouwd een belachelijke klus. Ik moest dan ook meteen denken aan de tijd dat ik voor een uitgeverij in grootletterboeken werkte, die literatuur uitgaf voor slechtzienden. Dat waren heruitgaven in 18pts lettertype van romans en verhalen die elders waren verschenen, vaak bekende titels als Mystiek lichaam (Kellendonk), De vriendschap (Palmen) of Het periodieke systeem (Levi). De zakelijke deal die hiervoor afgesloten was met de uitgeverijen van deze boeken was nogal zuinig geweest. Daardoor konden we niet beschikten over de digitale tekstbestanden van de boeken. Paperbackuitgaven van deze boeken werden uit elkaar gehaald en bladzijde voor bladzijde onder de scanner gelegd. Met behulp van speciale software werden de scans vervolgens omgezet in een tekstbestand. Het grootste werk bestond eruit dat de vrijwillige correctoren en wij, de eindredacteuren, fouten uit de tekst haalden die er als gevolg van de beperkte kwaliteit van de tekstherkenningssoftware in waren geslopen. Het was toen 1995, even voor de duidelijkheid.
Daarna maakten we de boekbladzijden opnieuw op in een vrije regelval, waarvoor ik dagenlang bezig was in het zogenaamde ‘afbreekgebied’ van de zinnen (en sindsdien een adelaarsblik voor woordafbrekingen heb). En ten slotte schreven we een nieuwe omslagtekst. Die stelden we samen op basis van de omslagtekst van het originele boek, de samenvattingen die de landelijke bibliotheekdienst van het boek gemaakt had en, een enkele keer, het begeleidende schrijven van de correctoren. Het was daarbij zaak de zinnen van de originele omslagtekst niet al te letterlijk over te nemen en te proberen om woorden als ‘intrigerend’, ‘boeiend’, ‘spannend’ en ‘meeslepend’ te vermijden. Anderzijds moest de tekst natuurlijk wel wervend zijn en recht doen aan de inhoud – ook al hadden we het boek zelf niet gelezen. De laatste complicerende factor was de omvang van de tekst. Als ik het me goed herinner, mocht die maximaal uit 75 woorden bestaan die in een daarvoor bestemd vakje in het ontwerp moest passen. Wat je noemt: een uitdaging. Alle mogelijkheden die ons binnen deze beperkingen overbleven, hebben me er destijds van overtuigd dat je na het lezen van een omslagtekst eigenlijk niets weet.
Goed… dan ga ik er nu maar eens aan beginnen.