Archief voor september 2014
Blind
Mijn grootste angst werd gisteren bewaarheid – gelukkig slechts gedurende een uur en geheel op vrijwillige basis. Geslagen worden met blindheid, dat is waar ik op doel. We bezochten het Muzieum in Nijmegen, alwaar we na een korte oefening met een blindenstok in een volledig verduisterde ruimte werden geleid. Dankzij de stem van onze gids, die ons heel spraakzaam en attent door de verschillende ruimtes in dit bijzondere belevingsmuseum voerde, ondergingen wij gedurende een uur de dagelijkse realiteit van de blinden. Dat was een intense ervaring en ik kan die nog maar moeilijk in woorden vatten.
Ik bleek er niet heel goed in vooralsnog, in blind zijn. Ik doolde wat langs de muren van de kamers, schuifelde maar wat vooruit en stak een straat over zonder op het verkeer te letten.
‘Wat voel je daar, Gert?’
‘Ik heb geen idee.’
‘Dat is de motorkap van een auto.’
‘Aha.’
Ik maakte me voorstellingen van de ruimtes die onzichtbaar bleven (en die daarachter) en besefte het niet wanneer ik een rondje had gelopen. Na een uur dacht ik dat we een kwartier binnen waren. Maar ondanks dat blind worden mijn grootste angst is, voelde ik een weldadige rust over me komen toen we door de duisternis verder gingen. Want hoe ontzettend moeilijk het ook was, hoeveel tijd het ook kostte om de dingen te doen die anders heel normaal zijn, er vielen ook heel veel indrukken weg, en er ontstond als vanzelf een hogere vorm van concentratie. Als ik er nu, een dag later, aan terugdenk, denk ik aan het hart van het Muzieum als het hypnotiserende oog van de dagelijkse storm.
En route: raadsels
Als we onderweg zijn, zijn we ouderwets onderweg. We gebruiken geen navigatiesysteem maar kaarten, we gebruiken geen tablet of smartphone om een restaurantje te vinden of een heilige te googlen, we kijken en vragen zelf rond. De vragen waar we voor gesteld worden, blijven op die manier soms langer hangen maar op vakantie maken we er een notitie van en dat was het dan. Nu, weken later, zoek ik de feiten bij de notities.
Zo maakten we onderweg een tussenstop voor koffie en een broodje in het dorpje Milly-la-Foret. Daar stonden we onverwacht naast het huis van schrijver en filmer Jean Cocteau. Het huis waarin hij lang woonde, zijn beroemde vrienden uit Parijs ontving en uiteindelijk ook gestorven was. Wie was deze man ook alweer?
Iets vergelijkbaars overkwam me in Vezelay, waar de kathedraal, de Jacobsschelpen en de souvenirs met de pelgrimages naar Santiano de Compostela verbonden zijn, maar we ook steeds op de naam van Romain Rolland stuitten. Zijn naam is in Frankrijk groter dan elders, maar toch voelde ik me wat dommig omdat ik niets van hem wist. Tot vandaag.
Een week later, op een tweebaansweg zonder betekenis, stuitten we op honderden, misschien wel duizenden witte busjes, allemaal met een gloednieuwe caravan aan de trekhaak. Achter het stuur zaten alleen maar mannen alleen. Ze werden soms gevolgd door auto’s met families. Zigeuners. In enkele weilanden stonden ze met honderden bij elkaar geparkeerd en verderop blokkeerde hun mobiele file het verkeer, tot ergernis van de lokale bevolking en enkele zenuwachtige gendarmes. We zagen ze soms op parkeerplaatsen en in straatjes van kleine dorpjes staan, rekkend en strekkend, afwachtend, barbecuënd. Wat was dit? De verhuizing naar een nieuw kamp? Een enorm dorp op wielen? Was het een protest, een poging het gezag met massa te overklassen? Ze lachten er in ieder geval vrolijk bij. En wij sloegen aan het vermoeden.
De lokale kranten die we naderhand via internet lazen, brachten licht in deze zaak – letterlijk. Wat we hadden gezien was de jaarlijkse bijeenkomst in wording van Vie et Lumière. Dat is een religieuze beweging die een keer per jaar haar kampement met godsdienstige circustent opslaat om daar vieringen, doopceremonies en muziekoptredens te organiseren voor duizenden gelovigen. Bekijk de site en de video’s en je beseft dat je sommige dingen liever niet wil weten, ook niet achteraf.
Wachten op het feest
1914
Dit jaar begon ik Bohumil Hrabal te lezen omdat we naar Praag gingen, Julio Cortázar omdat we in een busje door Frankrijk reden. Dat waren ontdekkingen, ontmoetingen met Goden. In de afgelopen jaren stond ik meerdere keren bij toeval oog in oog met een van de vierkante witte sculpturen van Jan Schoonhoven en steeds vroeg ik me af hoe zijn leven eruit gezien had, wat er in zijn hoofd was omgegaan. Ik een nieuwe Mondriaan? Ik ben een ouwe Schoonhoven van Sandra van Beek gaat daar hopelijk een antwoord op geven, zodat ik ook deze grootheid een ontdekking kan noemen. Het is dit jaar verschenen en dat is geen toeval. Hrabal, Cortázar en Schoonhoven zijn alle drie geboren in het jaar waarin De Grote Oorlog begon. Ik zou bijna willen zeggen: 1914 was een goed jaar.
Oorsprong
De kinderen zetten hun tenen steeds in het stroompje dat langs de stoepen liep, alsof ze speelden met een beek. Had het hier vannacht geregend? Kwam dit zacht kabbelende water van de heuvels; was dit het begin van de Seine? Niets van dat alles. Voor de winkeliers die hun stoepje had schoongeveegd, draaide men op een aantal hoog gelegen punten in Parijs de waterleiding open, zodat het vuil in de goten naar beneden spoelde, op weg naar het riool. Dat was de oorsprong, dat was de ontnuchterende verklaring. Ceci n’est pas un poème. Maar toch was het mooi.