Achter de gesloten gordijnen kijk ik ‘s middags films. Onderuit gezakt geef ik toe aan de heersende loomheid en kijk ondertussen naar Le ballon rouge, Le fabuleux destin d’ Amélie Poulain, Jules et Jim.
Buiten is het schitterend weer, maar ik zit binnen en wacht op verkoeling voordat ik de deur uit ga. Het lijkt wat dat betreft een beetje op de zomer van 2005, toen ik in een hotelkamer in Nîmes aan het schrijven was. Daar ging ik iedere ochtend de stad in, maakte een wandeling door de smalle straatjes, langs de Arena en de musea en door de Jardins de LaFontaine. Na de lunch, als mijn kamer schoongemaakt was, kwam ik terug. Bijna iedere middag keek ik een aflevering van Maigret, met Bruno Cremer in de hoofdrol. Geweldige televisie, geweldige psychologie. Daarna kon ik een paar uur schrijven. Ik worstelde toen met de eerste versie van een roman die ik later in de la heb gelegd, en ik beloonde mezelf als ik minstens 1000 woorden geschreven had. Tegen vijven verliet ik dan het hotel en ging op een terras een groot glas bier drinken, en rookte er een sigaartje bij.
Het is allemaal anders nu, en deze week schrijf ik niet. Ik verheug me, en bereid me tegelijkertijd voor; ik kijk en luister om straks iets te begrijpen van de mensen in Parijs.