Archief voor maart 2014
Praagse empathologie
Zaten er nu weer andere mensen in dat appartement, heb jij ze gezien?
Wie waren dat, die gisteren rondom dat verlaten huis hiernaast slopen?
Wie waren die man en die vrouw die zondag ineens achter de gasten op de tribune zaten? Niet hun ouders toch?
Wie waren die man en vrouw met hun onuitsprekelijke namen die ineens bij ons voor de klas stonden en die we vragen in het Engels moesten stellen van de juf?
Hoe kwamen die toeristen die tussen die chauffeurs en het voetbalteam zaten te eten, bij ons in het dorp terecht?
Wie waren die twee die zo vriendelijk naar me knikten? Waarom gingen ze naar de begraafplaats en maakten ze daar foto’s, zelfs van de kaarsenhouderautomaat?
Liepen ze nou weer langs die fabriek, ze kwamen hier toch net ook al voorbij?
Waarom waren die vrouw en die man ergens anders gaan zitten toen ik op de wc was? Wilden ze me soms beter kunnen bespioneren?
Wat had dat duo vanmiddag in L’Oriënt eigenlijk te zoeken, waarom wapperde die gast ineens zo arrogant met zijn briefje van 200 kronen?
Wat kwamen ze eigenlijk doen? Wie waren dat?
De escapisten 13
Uitgelezen 43
‘Er zijn bepaalde dingen, gebeurtenissen, voorvallen en openbaringen die de mens buitengewoon verkwikken. Ze vormen een zeker bestanddeel van de menselijke blijdschap. Zonder dat zou het menselijk leven akelig eentonig zijn. De mensheid behoeft strijd opdat het er in het hart van de mens niet uitziet als in de Sahara. Een vlakte, een uitgestrektheid, geen enkel vertier, zand en kamelen. Daarom heeft de mensheid gemeenteraadsverkiezingen uitgedacht.’
[Jaroslav Hašek, De mensenhandelaar van Amsterdam, p.91.]
Taart!
Het verlangen naar een Hinterhof
‘We blijven uiteindelijk toch dorpsjongens,’ had de broer van een vriend vroeger eens gezegd, ook al was hij bereisd en woonde hij in de stad. Je kunt wel uit een dorp komen, maar het dorp komt nooit meer uit jou, wilde hij er maar mee zeggen. Ik denk dat hij gelijk had. Wat niet wil zeggen dat je dan ook weer in een dorp moet gaan wonen.
Vanwege het voorjaarsweer slenterden de mensen vandaag weer op toeristisch tempo door de stad, vaak midden over straat. Die massa en zijn sloomheid, ze waren me vandaag teveel. Ik was ondertussen met zware tassen en een winterjas aan onderweg, met een boodschappenlijst en een hoofd vol vooruitdenkgedachten en een intens verlangen naar rust. De rust om alles wat ik vanochtend bedacht had te laten bezinken, de rust om nieuwe dingen te maken, de rust om zelf te kunnen beslissen met wie ik vandaag contact zou hebben, de rust om te kunnen vergeten, om niets te hoeven doen. Ik keek naar huizen die te koop stonden aan de stadsrand, ik dagdroomde me bijkans gek over tuinhuisjes met uitzicht in Waterland. Maar het sterkst verlangde ik naar een Hinterhof of, inderdaad, de rust van een dorp.