In mijn gedachten leg ik soms verzamelingen aan. De meest recente is de verzameling installaties langs de snelwegen die niet langer het bord, de poster of het doek bevatten waarmee ze een evenement aankondigden, of reclame maakten voor een winkel of een product. Lege constructies waar de wind nu doorheen giert. Soms zijn ze getimmerd, meestal met metalen steigerpijpen in elkaar gezet. Een enkele keer zijn ze op een verrijdbaar onderstel gemonteerd. Ze staan aan de randen van de weilanden naast de snelweg, ver weg van de binnenwegen en boerderijen aan de andere kant.
Sinds ik deze verzameling begonnen ben, verwijzen we naar dergelijke stellages als ‘een Herman’. Herman is de grafisch ontwerper die ze als geen ander in beeld zou kunnen brengen. Misschien denken we steeds aan hem omdat hij zelf een aantal goede foto’s heeft gemaakt van de achterkanten van grote verkeersborden.
Ik zou ze een voor een naar hem moeten opsturen – om de verzameling zin te geven.
Een van de mooiste exemplaren weet ik feilloos terug te vinden. Hij staat precies tussen de A2 en de spoorlijn vlak voor de brug bij Zaltbommel, aan de Brabantse kant. Ook zondag kwamen we er weer langs. Ik zie hem altijd, deze indrukwekkende aankondiging van het niets, maar ik heb hem nog steeds niet kunnen vastleggen.
De verzameling is vooralsnog denkbeeldig omdat we de installaties vanuit de auto pas ontdekken als we er voorbij rijden en geen tijd meer hebben de camera tevoorschijn te halen. Het zou ook een flinke onderneming zijn om telkens de eerstvolgende afrit te nemen, het juiste pad te vinden en dan door de weilanden terug naar de snelweg te ploegen. Zeg maar gerust: dit is een project.
Archief voor februari 2014
Uitgelezen 41
‘Na een rit van twintig minuten kwamen we zelf aan in Treblinka. De naam stond op een bord aan het begin van een lange, smalle weg door een dennenbos.
Als je niet beter zou weten, klinkt Treblinka als de naam van een beeldschoon meisje. Een meisje als Dinska Bronska uit het landverhuizersgedicht van Karel van den Oever. Vreemd dat Treblinka uitgerekend die regels bij me opriep. Of toch niet? Het meisje uit Plocka dat in Hotel Lapland te Antwerpen wachtte op een verroeste stoomboot, had op de almanak van de Red Star Line gelezen dat Canada veel grotere appels en geler koren had dan Plocka.
De chauffeur liet ons uitstappen op een open plek in het bos die dienstdeed als parking. Aan de kant stond een donkergroene, metalen onthaalbarak met gesloten loketten. Met een breed gebaar wees de chauffeur naar een pad van bolle kasseien dat dieper het bos in liep.
“Here’s Holocaust”, zei hij. Alsof hij een act aankondigde. Twee uur later zou hij ons weer komen ophalen. Met Herman sprak ik af dat we vanmiddag onze eigen gang zouden gaan. Loners zijn we van nature. En Treblinka is bij uitstek een oord dat je beter alleen kunt ondergaan.’
[Pascal Verbeken/Herman Selleslags, Tranzyt Antwerpia. Reis in het spoor van de Red Star Line, p. 41.]
Rotterdam, vorige week
Voice-over
Lang geleden heb ik mij verdiept in het schrijven van filmscenario’s. Ik las diverse handboeken en begon films een tijdlang vanuit het perspectief van de scenarist te beschouwen – wat het genoegen niet bepaald verhoogde. Een van de belangrijkste adviezen aan de scenarioschrijver was vooral nooit te verwachten dat er iets van je scenario overeind zou blijven in de uiteindelijke film. Ik gaf prompt de ambitie op dat vak te willen uitoefenen.
Onder de vele ‘wetmatigheden’ waaraan filmscenario’s volgens de handboeken moesten voldoen, was het vermijden van een voice-over een belangrijke. De afgelopen anderhalve week echter, waarin ik meer dan vijftien films zag (met name op het Internationaal Film Festival Rotterdam), kreeg ik de indruk dat het taboe op de voice-over definitief verdwenen is.
Ik heb een zwak voor de voice-over en besefte opnieuw waarom. Op zijn best is de voice-over een goede stem die goed geschreven tekst goed voorleest. Een goede stem is een gave en voorlezen een kunst, maar doorslaggevend zijn de kwaliteiten van de scenarioschrijver.
Beleven we daadwerkelijk de terugkeer van de voice-over, of heb ik een vertekend beeld omdat ik een aantal films zag met een documentaire karakter? Is de documentaire als stijlfiguur, ook voor de fictiefilm, niet eigenlijk de trend? Ik weet het niet zeker.
A house in Berlin was een onduidelijke, soms slecht geacteerde imitatie van een documentaire; Remembrance – a small movie about Oulu in the 1950s een ironische, melancholieke documentaire pur sang; aan Mouton ben ik niet meer toegekomen. Maar Die andere Heimat had het beste van alle denkbare werelden. Dat kan alleen maar betekenen dat Edgar Reitz een hele goede schrijver is.