Archief voor mei 2013
Reclameblokje 4
Eens in de zoveel maanden onderbreek ik de berichtgeving graag voor een reclameblokje. Dit keer voor mijn goede vriend Nicola Negrini die met zijn kwartet Scoolptures onlangs de cd Please drive by carefully uitbracht. Het is de derde cd die hij samen met Achille Succi, Philippe Garcia en Antonio delle Marina heeft opgenomen en uitgebracht op Leo records, een label voor experimentele jazz. Het is, na Materiale Umano en White Sickness, het derde deel van een triptiek aan de randen van de muziek.
Please drive by carefully klinkt als een intrigerende, nachtelijke tocht door een onbekende stad, het verkennen van een verleidelijk, maar mogelijk gevaarlijk gebied. Donker, warm en diep, swingend, sensueel en virtuoos. Please drive by carefully, meer dan 70 minuten spannende muziek, is in slechts anderhalve dag opgenomen. Dat is eigenlijk niet te geloven; de effectiviteit in de studio van dit kwartet is ongekend. De muziek van Scoolptures is wat mij betreft dan ook een meesterwerk van coherente improvisatietechniek.
Het album is opgedragen aan Banksy. De titels en zelfs de structuur van de tracks zijn gebaseerd op teksten van de graffitikunstenaar, en leggen daarmee een betekenisvol verband met deze parallelle wereld: ‘I need someone to protect me from all the measures they take in order to protect me.’
Je zult het vrijwel nergens horen als je het niet zelf koopt; er zal bijna niemand zijn die Scoolptures durft te boeken voor een optreden, maar laat het niet ongehoord blijven, haal dit avontuur in huis.
Marco Polo
Eigenlijk wilde ik vandaag een stukje over realiteitszin schrijven, maar ik kwam er niet uit. Dan maar een korte terugblik, en iets over Marco Polo.
Toen de eigenaar van het appartement in Venetië ons college gaf, en de historie van het huis vertelde, wees hij ons op de gebeeldhouwde zuilen die de eeuwenoude, houten balken ondersteunden. Daarop waren niet alleen de hoofden van de oorspronkelijke eigenaren te zien – de familie Maddalena – maar, verderop, ook dat van Marco Polo. Hij had ook in het palazzo gewoond, al was het officiële Casa Marco Polo nu om de hoek gevestigd. Ik moest meteen denken aan de bedenkelijke reputatie van de wereldreiziger en aan De onzichtbare steden van Calvino, waarin hij als personage wordt opgevoerd en over evenveel bestaande als niet bestaande steden vertelt. Wat de waarheid is, zal altijd onopgehelderd blijven. Nadat hij de naam van Marco Polo had laten vallen, luisterde ik met scepsis, dat is: een half oor, naar de huiseigenaar. Want verhalen zijn waar, maar alleen als ze goed verteld worden.
‘Het is niet gezegd dat Kublai Kan alles gelooft wat Marco Polo zegt als hij hem de steden beschrijft die hij op zijn onderzoekingstochten heeft bezocht, maar de keizer der Tartaren blijft zeker met meer nieuwsgierigheid en aandacht naar de jonge Venetiaan luisteren, dan naar enige andere bode of verkenner. (…) Alleen in de verslagen van Marco Polo lukte het Kublai Kan, door de tot instorting gedoemde muurmassa’s en torens heen, het fijne netwerk te onderscheiden van een structuur, zo ragfijn dat zij ontsnapte aan de beet van de termieten.’
[Italo Calvino, De onzichtbare steden, p.11.]
Uitgelezen 29
‘Dat de wereld transparanter wordt, is een positieve verworvenheid, op velerlei gebieden. Dat er snel en transparant over zaken kan worden gecommuniceerd is ook een vooruitgang. Anders wordt het als we het hebben over de interpersoonlijke communicatie, waarin de wereld van de intimiteit verdwijnt ten voordele van de transparantie. Nochtans is een van de vereisten voor het opbouwen van een identiteit het in voldoende mate voorhanden zijn van intimiteit. Precies daar wringt het schoentje.
Emmanuel Levinas leert ons dat de onmogelijkheid om elkaar ooit helemaal te kennen de liefde net in stand houdt. Als dat waar is, dan mogen we ons dringend gaan afvragen wat het met onze liefde doet dat we onze geliefde 10 keer per dag bellen, 15 sms’jes sturen, 5 e-mail- of Facebookberichten en tussendoor nog een paar foto’s, dat we van iedereen met wie we we via sociale netwerksites ‘bevriend’ zijn op elk moment van de dag weten hoe ze het maken, waarmee ze bezig zijn, welke tand er pijn doet en of de kinderen ja dan nee weer een snotneus hebben meegebracht van de crèche of de kleuterklas. Je zou je gaan afvragen waar mensen de tijd vinden om zich bezig te houden met het – digitaal welteverstaan – aan elkaar communiceren van dit soort pietluttigheden. En verder: wat voegt het toe aan onze relatie dat we zoveel pseudowetenswaardigheden en oninteressantigheden via die weg van elkaar te weten komen? Wat volgens Levinas bevorderlijk is voor het in stand houden van de liefde, is het aannemen van een houding waarbij men filosofisch de blik afwendt van al te transparante dingen, en niet voortdurend wil weten wat de geliefde doet.
[Dirk De Wachter, Borderline Times, p. 113-114.]
Pinksteren
Zaterdagavond was een avond van vloeibare spiritualiën, gisteren en vandaag waren duidelijk doordesemd van een andere geest, zij het niet de heilige. Voor de zondag na het feestje van onze besnorde vriend A., die voor zijn verjaardag nota bene de Twentse vertaling van het heilige boek, ‘De Biebel’ had gekregen, had S. bedacht dat we met een klein gezelschap de tentoonstelling Goddelijke inspiratie in het Utrechtse Catharijneconvent zouden bezoeken, waarvoor Russische iconen uit het Rublev Museum en Westerse iconen en schilderijen met vergelijkbare voorstellingen waren samengebracht. Vervolgens zouden we enkele glazen bier drinken en na een korte wandeling het programma voortzetten bij mij thuis. Daar zagen wij, met een dampend bord bonenminestrone op schoot de speelfilm over iconenschilder Andrej Rublev, gemaakt door grootmeester Andrej Tarkovskij. Een bevriende kenner van het museum nam S., A., JWL en mij op sleeptouw langs de iconen, en leerde ons nog wat beter kijken. Op het terras vertelde hij naderhand smakelijke verhalen over de materialistische machinaties achter de handel in de heilige schilderijen. Als Rublev er van geweten had, had hij zich omgedraaid in zijn graf. Wij proostten op de Russen, die toch rare jongens zijn gebleven, en namen er zelf ook nog maar een. En hoewel ik er in al die voorbije dagen maar niet in slaagde me te concentreren, ging ik vandaag oprecht begeesterd, eindelijk weer aan het werk.
Hele noten
Deze week had ik een begrafenis in mijn geboortedorp. De balans is nog redelijk in evenwicht; zo nu en dan wordt er in mijn nabijheid gelukkig nog een kind geboren. Toch is het duidelijk dat ik aan de verkeerde kant van de streep ben beland; ik ga meer naar begrafenissen dan naar kraamvisites; ik ken meer mensen die dood zijn gegaan, dan mensen die net geboren zijn. Dat is nog niets vergeleken met het lot van mijn moeder, wiens broer het deze week betrof; zij is de jongste van twaalf kinderen, en begroef al negen broers en zussen, en vele anderen.
Aangezien mijn geboortedorp in een zeer traditioneel christelijke omgeving ligt, begon de uitvaart met een dienst in het zalencentrum van de Nederlands Hervormde Kerk. Bij hoge uitzondering mocht de zoon van de overledene enkele woorden spreken, en zongen de muzikale kleinkinderen een indrukwekkend mooi vijfstemmig lied. Daarna was het de beurt aan de dominee. Hij las uit de Bijbel in het Nederlands van andere tijden, en ging de passages vervolgens duiden. Gelukkig werden we dit keer niet overspoeld met zondebesef, en werd ook de dode gespaard. De man van het woord benadrukte slechts onze nietigheid en de afhankelijkheid van de heilige drie-enigheid.
De gehele dienst werd op een gedempt klinkend orgel begeleid door een achterneef die van de muziek zijn werk heeft gemaakt. Hij liep dan ook de hele dienst op sokken. Toen er psalmen gezongen moesten worden, verkeerde een deel van de genodigden even in verwarring bij zijn spel. Zij hadden buiten de traditie gerekend waarin geen halve, kwart- of achtste maar slechts hele noten werden gezongen, waarin slechts het vertraagde staccato van lettergrepen als zingen geldt. Na een enkele zin overheerste deze amuzikale gewoonte en onderwierp de minderheid zich eraan. Ik kreeg medelijden met mijn achterneef, die tegen zijn natuur moest inspelen op deze manier, en herkende er weer onmiskenbaar de absurditeit van dit geloof in; niet zingen wat er staat, maar handelen uit een overtuiging zonder wezenljke grond.
Oom A. heeft er waarschijnlijk weinig van gemerkt. Hij was het trouwens gewend. Ik stemde toe uit respect voor hem – zong niet.