Zes dagen films zien op het Internationaal Film Festival Rotterdam betekent: zes dagen schrijven over film.
Wat je in al die producten van de bewegende verbeelding ziet, is ook de stand van zaken van de wereld. Terwijl we leven, zien we het verwerkt, gecondenseerd en getransformeerd terug in films, en al helemaal vlak na elkaar in de overvolle programmering van een festival. Er was een tijd dat ik alleen Aziatische films zag in Rotterdam (Japanse, maar ook Koreaanse, Thaise en andere). Die leken in eerste instantie een beeld van een ons volkomen vreemde samenleving te geven. Maar deze editie van het festival bevestigde mijn vermoeden dat er een voorspellende waarde in die films zat (en de maatschappij die ze verbeeldden). Een belangrijk gemeenschappelijke thema in de Japanse en Koreaanse films was (en is) wraak. En dat is niet zelden de wraak van kinderen op hun jeugd – op de afwezigheid van ouders (omdat die heel hard moesten werken of wilden werken, op de vlucht voor confrontatie met het bestaan); wraak op de prestatiemaatschappij die oneigenlijk veel druk op de normale menselijke ontwikkeling legt; wraak op het overgelaten zijn aan je lot.
Dat is wat ik nu terug zag in een aantal Europese films; jongeren, kinderen eigenlijk nog van (rijke) ouders die grenzenloos waren opgevoed, zeg maar: niet opgevoed en ineens, eenmaal op zichzelf aangewezen in de echte wereld, keihard tegen grenzen aan liepen, botsten, schaafden. Ze mochten hopen dat er nog een vader was die een grens trok (Oh boy); een mammie waar ze jankend naar konden terugkeren (Simon Killer), en niet dat moeder dood was (Il Futuro) of wel van je zei te houden maar je toch liever niet zag als je een half jaar je egocentrische leventje elders had geleid (Fuck for Forest). Of dat ze toch zelfkennis hadden opgedaan, iets van zelfbeheersing en reflectie, kennis hadden verworven van grenzen. Dat ze bestaan bijvoorbeeld, en niet zonder reden.
Misschien zag ik dit erin, was ik beïnvloed doordat ik, op de eerste dag onderweg naar het festival, in de trein naast een stagebegeleidster uit het middelbare beroepsonderwijs in Rotterdam zat, die tegenover een collega een boekje opendeed over de kinderen waarmee ze werken moest. Kinderen van afwezige vaders of werkeloze ouders, die niet leken te begrijpen wat het belang van leren werken is (op tijd komen, afspraken nakomen, samenwerken en geld verdienen, zodat je in je bestaan kunt voorzien). Ik zag een hele generatie opgroeien die eigenlijk al verloren is voordat ze ergens aan begonnen is – en niet begrijpt waar het over gaat. Ik zag het, en groef het op. Actuele archeologie.