Ondertussen heb ik, in januari, het hoogste punt bereikt. Na drie jaar schrijven heb ik het casco van mijn nieuwe roman gereed. 70.800 woorden, 45 hoofdstukken, 172 pagina’s manuscript. Het is te herkennen als een huis, al zitten er nog geen ramen in, zijn de muren nog niet geïsoleerd en wordt er over de inrichting nog verder nagedacht. Heeft het al zin om de vlag te hijsen? De roman kan nog sterk veranderen; personages kunnen nog nieuwe belevenissen en voorgeschiedenissen krijgen; er kunnen nog hoofdstukken verdwijnen en verschijnen, zelfs de titel staat nog niet vast. De kern van het verhaal staat echter op papier; wat ik zeker wilde vertellen, is opgeschreven. En vanaf nu is schrijven herschrijven, en dat is wat ik het liefste en snelste doe. Misschien een paar weken, misschien nog maanden, maar dat maakt me niet uit. Herschrijven – aan de lezer.
Eerst gaan we lezen, mijn uitgever en ik. Wat heb ik, naast zo’n 700 blogstukjes, de afgelopen jaren gemaakt? Ik weet het zelf ook niet precies. Ik lees, over meerdere dagen verspreid, nu dus mijn eigen boek – dat nog geen boek is. En ik ben verrast, alsof het uit andermans handen komt.
Archief voor februari 2013
Reclameblokje 3
Het belang van de locatie
Voorafgaand aan het Internationaal Film Festival Rotterdam las ik een deel uit de reeks World Film Locations van uitgeverij Intellect – ik zou haast zeggen vanzelfsprekend het deel over Berlijn (redactie: Susan Ingram). Een aanrader als je je in Berlijnse filmgeschiedenis wilt verdiepen en tegelijkertijd een originele aanleiding wilt hebben om de stad te doorkruisen.
Locaties staan in de belangstelling; de VPRO gids publiceerde een (foto)reportage over de setting van de televisieserie Breaking Bad, in de Volkskrant werd gisteren een locatiescout aan het woord gelaten, en in de tussentijd begon op de Nederlandse televisie de vermakelijke serie reportages Shot on location.
Daarin fungeert als gids langs zes filmlocaties de onbeschaamd fotogenieke, nerveuze verschijning van Tom Barman; rockmuzikant en regisseur, maar hierin vooral: filmliefhebber en heerlijke, gruizige, sappige voice-over. Hij loopt door de steden waar enkele nieuwere filmklassiekers zijn opgenomen, en alleen dat lopen van hem is al een genoegen om te zien. Alsof hij met een duidelijk doel voor ogen altijd maar onderweg is – wat natuurlijk een paradox is. Zijn ongrijpbaarheid is vastgelegd, in beweging. Barman was in Napels (vanwege Gomorra), Edinburgh/Leith (vanwege Trainspotting) en in Las Vegas (vanwege Leaving Las Vegas). Hij zal Venlo en Londonderry ook nog aandoen. Vanavond, om 18.50 uur op Nederland 2, gaat hij langs locaties van Das Leben der Anderen, kortom: door Berlijn. Opnieuw.
Locatietoerisme op zichzelf vind ik nogal sneu, en voegt volgens mij niets toe aan de beleving van een film. Het belang van een locatie voor de film zelf mag echter niet onderschat worden. De locatie is veel meer dan alleen de plek waar een verhaal zich afspeelt.
‘Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de setting het verhaal ís. Kijk, film begon ooit als een directe registratie van de werkelijkheid. Toen kwamen mensen in de jaren twintig, dertig op het idee dat je er ook toneelstukjes mee kon laten zien. Hoewel er sindsdien veel experimentele filmmakers zijn geweest, is de dominante aanpak van de westerse cinema altijd geweest: blijf bij het toneelstuk. Maar film moet zijn eigen dynamiek hebben.’
(Gus van Sant in de VPRO Gids, naar aanleiding van Paranoid Park.)
De stad
Zes dagen films zien op het Internationaal Film Festival Rotterdam betekent: zes dagen schrijven over film.
Ik zou er niet willen wonen, nooit. Al was het maar vanwege de dodelijke nuchterheid van de inwoners van de stad, alsof alles er op een anticlimax moet uitdraaien. Maar het jaarlijkse bezoek aan het filmfestival, dat in feite een vakantie is, biedt wel volop gelegenheid om van de stad te genieten; van het grootstedelijke karakter, van de echo van de haven en industrie, van de ruimte en de architectuur, van de diversiteit onder de mensen, van het rauwe kantje van Rotterdam.
Omdat ik een aantal keren naar Lantaarn/Venster moest, dat tegenwoordig op de Kop van Zuid gevestigd is tussen torenflats, gerenoveerde en leeg staande pakhuizen, ging ik gelukkig meerdere keren dwars door de stad. Wat ook hielp om de verbeelding weer op gang te helpen, was het merkwaardige, maar raadselachtige, spannende stadsportret München, Geheimnisse einer Stadt (Dominik Graf, 2000) dat ik daar zag. Zo ongeveer alles wat je over de stad kunt denken en dromen, om het even over welke stad eigenlijk, propt de voice-over van die film in je hoofd. Zoek en vervang – kijk om je heen en je ziet het.
Het fenomeen
Zes dagen films zien op het Internationaal Film Festival Rotterdam betekent: zes dagen schrijven over film.
De hoofdpersoon van de film Lesson of evil (Takashi Miike, 2012) is een leraar die er niet voor terugdeinst om zijn collega’s te chanteren, leerlingen te manipuleren en te misbruiken en uiteindelijk een hele groep scholieren uit te moorden. Er zijn eerder, op andere scholen, vreemde, dodelijke voorvallen geweest en, zo blijkt, hij heeft zijn ouders vermoord. In alle gevallen is hij er tot dan toe mee weg gekomen. Een verklaring voor zijn gedrag is er niet, al zegt zijn moeder dat hij eenvoudigweg geen onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Als hij aan het slot van de film, na het bloedbad op de school tegen de politie zegt dat hij ‘in opdracht van God’ handelde, zie je dat hij dat speelt. Hij is niet (godsdienst)waanzinnig, hij is gewoon iemand zonder moraal.
Dat is dus iets anders dan de verbeelding van het kwaad. Tegelijk is het regisseur Miike wel toevertrouwd om die amoraliteit wellustig vorm te geven; bodycount is futile; in het tweede gedeelte van de film spettert het bloed tegen het plafond. En ondanks alle drama’s op scholen in de VS wordt er door de liefhebbers in de filmzaal hard om gelachen. Want we weten allemaal: dit is Miike, dit is zijn stijl; hij is de meester van de hyperbool.
Takashi Miike maakt ieder jaar minstens twee films, meestal meer. Als je een idee van zijn productie sinds 1991 wilt hebben, kijk dan eens op de website van het IFFR. Ik probeer me wel eens een voorstelling te maken van zijn werkwijze, maar dat lukt me niet. Ik denk dat hij nooit slaapt. De films die hij maakt verschillen dan ook nog als dag en nacht van elkaar; historische (samoerai)drama’s (13 Assassins); ironische superheldenfilms (Zebraman); al dan niet klassieke yakuzafilms (Ichi the Killer); al dan niet gewelddadige musicalfilms (meeste recente exemplaar: For love’s sake – ook uit 2012) en tot film omgewerkte games (Ace Attorney). Hij is misschien geen ‘filmauteur’ in de klassieke zin, maar Miike is een fenomeen van een heel andere orde. In zijn oeuvre van nu om en nabij de 60 films zijn misschien wel drie, vier of vijf ‘velden’ te onderscheiden. Maar vrijwel allemaal zijn ze uitbundig, extreem of wreed. Want wat ze gemeen hebben, is de overdrijving. Daar moet je dus doorheen kijken.
De metafoor
Zes dagen films zien op het Internationaal Film Festival Rotterdam betekent: zes dagen schrijven over film.
In de Iraanse film Taboor (Vahid Vakilifar, 2012) volgen we een dag uit het leven van een ongediertebestrijder in Teheran. Over verlaten snelwegen in de nacht, in liftkokers en trappenhuizen, in kelders, binnenplaatsen, achterkamers en tunnels. Een ongediertebestrijder die langzaam maar zeker doodgaat omdat hij in een ziekmakende, radioactieve omgeving leeft. Hij draagt beschermende kleding, slaapt hij in een cabine buiten de stad die geheel geïsoleerd is en reinigt zich zorgvuldig; hij bezoekt doktoren die merkwaardige medische methoden op hem los laten, maar het mag allemaal niet baten. De straling vreet hem van binnen op. Gesprekken heeft hij niet, hij doet zijn werk, zwijgt en lijdt.
Taboor is één lange, kafkaeske en tragische maar prachtige metafoor. De enige verlichting, het enige vertier voor de ongediertebestrijder zijn de ritjes in de ‘5D’ simulator. Uiteindelijk legt hij zichzelf in foetushouding te sterven op een bed; een eenzame, zwijgende Brahmaan, met uitzicht op Teheran bij dageraad. Dat dit in Iran door de censuur kwam, zegt alles over de stupiditeit van censuur. Waarvoor dank.