‘Hoewel Rousseau dus de paar weken die hij op het St. Peterseiland heeft mogen doorbrengen als schrijver zeker niet heeft stilgezeten, ziet hij deze periode achteraf toch als een poging zich te bevrijden van de eisen van de literatuur. Hij zegt dat hij nu verlangt naar iets anders dan de literaire roem, waarvan de geur, zoals hij zei, hem tegenstond zodra hij hem opsnoof. De afschuw die Rousseau nu bij de literatuur voelde was niet een tijdelijke gevoelsreactie, maar was bij hem altijd met het schrijven verbonden. Conform zijn leer dat de natuur eens onbedorven was geweest, beschouwde hij de denkende mens als een gedegenereerd dier en de reflectie als een ontaarde vorm van geestelijke energie. Niemand heeft in het tijdperk waarin de bourgeoisie met een enorme filosofische en literaire inzet haar aanspraak op emancipatie verkondigde, het pathologische aspect van het denken zo scherp gezien als Rousseau, die zelf niets liever wilde dan het voortdurende malen in zijn hoofd eindelijk eens te kunnen stopzetten. Dat hij toch bleef schrijven deed hij uitsluitend, zoals Jean Starobinski heeft opgemerkt, om het ogenblik te laten komen dat de pen uit zijn hand zou vallen en dat het essentiële gezegd zou zijn in de zwijgende omhelzing van verzoening en terugkeer. Minder heroïsch maar zeker niet minder terecht zouden we het schrijven ook kunnen zien als een dwanghandeling die zichzelf steeds verder voortjaagt en die bewijst dat van alle mensen die ziek zijn van het denken, de schrijver misschien wel de ongeneeslijkste is.’
[W.G. Sebald, Logies in een landhuis, p. 60-61.]
Archief voor oktober 2012
Opstekende wind
Als buiten een storm opsteekt, knapt, kraakt en slaat dit oude huis met de deuren. Toch heb ik de indruk dat de wind niet echt om het puntdak giert, niet werkelijk tegen de gevel beukt, maar door het huis trekt, alsof er juist van binnenuit druk wordt gezet op de muren, de kozijnen, de spanten, de deuren en ramen. De wind lijkt in het binnenste van het huis zijn oorsprong te vinden en wil alsmaar toenemen, uitzetten, uitbarsten. De wind de wind is geest.
Oog in Al
No man is an island
Een paar dagen voordat we met zomervakantie gingen, stond ik in de winkel voor reisboeken, landkaarten en plattegronden te zoeken naar stafkaarten van de Ardennen. Achter mij vroeg een ouder echtpaar de verkoopster naar een kaart van Saba – een eiland dat voor zover ik weet uit niet veel meer dan een vulkaan en een landingsbaan bestaat. De verkoopster kon hen niet van dienst zijn, maar een man die tegenover hen door de bakken met landkaarten ging, zei dat hij nog wel over een exemplaar beschikte, en hen met alle genoegen een kopie wilde toesturen. Hij vertelde wat hij over Saba en andere eilanden in die regio wist, en maakte een bereisde indruk. Het oudere echtpaar was onder de indruk. Daarop zei de man dat hij eigenlijk nooit ergens heen ging. Hij verzamelde kaarten van landen en gebieden over de hele wereld, en las ze alsof het boeken waren. Hij was een man van de wereld en bleef thuis.
Uitgelezen 17
‘Na de Tweede Wereldoorlog kwam België in de ban van het Fordisme: een onverzadigbaar, economisch groeimodel gebaseerd op massaconsumptie. Vanaf de jaren 1960 werd dit gedemocratiseerde kapitalisme zelfs een heidense religie, die langzaam maar zeker het katholicisme wegduwde. Meer dan welke ideologie ook, heeft het Vlaanderen gekneed.
Ook deze steenweg hoort bij die kantelende tijd waarin de zuilen begonnen te barsten, terwijl tegelijkertijd het verschil tussen stad en platteland verdween. Na vijf kilometer heb ik nog niet het gevoel gehad dat ik Leuven volledig achter me gelaten heb. Ik wandel door een vaag tussenland dat de dorpen, die ik van de naamborden aflees, niet schijnt toe te behoren. Hier en daar vang ik achter de steenweg een glimp op van een weide, een oprit, een bedrijvenpark, een verkaveling, een winkelcomplex, een bosje. Elke hiërarchie of samenhang is afwezig, ook in de architectuur. Zoals de bloemen in de wegberm, mogen hier duizend bouwstijlen door elkaar bloeien. In een overzicht van Europese architectuur beschreef de Britse krant The Observer het ooit zo: “Belgium, the joker in the European pack, has managed to create an architecture of such splendid and full blooded chaos, that the visitor suspends all normal judgement.” Bijna valt het woord kunst.’
[Pascal Verbeken, Grand Central Belge. Voetreis door een verdwijnend land, p. 213-214.]