Dinsdagavond was ik dodelijk vermoeid aan het einde van mijn werkdag, en nauwelijks in staat tot een normaal gesprek. We hadden bedacht om samen naar de film te gaan, en dat leek eigenlijk teveel van het goede; haastig eten, een snelle kop koffie en vervolgens anderhalf uur stilzitten en andermans verhaal over je heen laten donderen. Maar het bleek een onverwachte bron van inspiratie te zijn om met twintig mensen in de verder vrijwel lege theaterzaal van voorstad H. naar het sombere drama 38 Témoins te kijken. We zagen niet alleen een schoolvoorbeeld van een interessante, verrassende film, met een ethisch dilemma (‘waarom zeggen bijna alle getuigen van de moord op een jong meisje dat ze niets hebben gehoord, en moeten ze daarom eigenlijk niet vervolgd worden?’); een film met een dramatisch conflict (‘wat betekent dit voorval voor de relatie tussen de hoofdpersonen, die minder hecht blijkt dan ze zelf dachten?’); maar ook een uitermate sfeervol, fotografisch beeld van een omgeving (Le Havre, de haven en het loodswezen) – tegelijk een vanzelfsprekende metafoor voor de hele geschiedenis. Ik kreeg energie van deze avond, energie van deze film die uitermate geschikt moest zijn voor de nieuwe editie van onze jaarlijkse filmreeks in het Louis Hartlooper Complex; energie van dit drama over verantwoordelijkheid, de strijd tegen onverschilligheid en de diepgewortelde angst om dood te gaan – die eigenlijk de angst is om te leven.
Archief voor september 2012
Uitgelezen 15
‘Wandelen en filosoferen zijn zo analoge handelingen, en de vernieuwing en verdieping van het leven die uit beide kunnen voortvloeien, zijn het gevolg van de hernieuwde uitwisseling van betekenis tussen het bijzondere en het algemene, tussen de afzonderlijke dingen en de horizon waarbinnen ze verschijnen. Beide zijn noodzakelijke ‘riten’ voor een samenleving waarin de werkelijke riten, die van de religie, niet langer als middel tot levensvernieuwing voldoen. Zouden we niet meer wandelen noch denken, dan zou de mens niets meer zijn dan arbeider, en de dingen zouden samenvallen met hun nut of schade voor ons. De wandeling is precies de bewegingsruimte die onze samenleving haar leden toestaat om zich aan het surplus aan betekenis te recreëren dat de wereld blijkt te bezitten, wanneer men haar een ogenblik niet meer verengt binnen een rigoureuze praxis. Het wandelen is de manier waarop de cultuur zich in de natuur ontspant.’
[Ton Lemaire, Filosofie van het landschap, p.153-154.]