Ik vond het altijd ergerniswekkend om me bij een Italiaanse film in de bioscoop omringd te weten met wat oudere, genotzuchtig en verzaligd glimlachende dames die elkaar aanstootten als ze een straat of pleintje herkenden, en er luidruchtig blijk van gaven inzake die cultuur nogal wat ervaring te hebben. Toch moet ik toegeven dat ook ik zelf soms naar documentaires en films kijk, louter en alleen omdat ze zich in Berlijn afspelen. Noem het fernweh.
Om die reden gingen we gisteren bijvoorbeeld naar een vertoning van Berliner Tagebuch, een documentaire van Rosemarie Blank (2012). Het was heerlijk zwelgen in met name de geluiden van de U-bahn en S-bahn; in de stemmen van de omroepinstallaties; in het waarschuwen voor het sluiten van de deuren; in het remmen en accelereren. We zagen Berlijn bij -14 graden Celsius en onder de sneeuw rondom Kerst en Oud & Nieuw – zoals we de stad zelf nog niet eerder zagen. Dat was mooi. De nog verse herinneringen aan de stations van Ostkreuz, Hermannstrasse en Ostbahnhof werden aangenaam wakker geschud – ook handig voor de roman waaraan ik vandaag weer verder werk.
Maar Berliner Tagebuch was toch vooral een vormeloos product: slordig gemonteerd, zonder duidelijke keuze in de positie van interviewer. Het verband tussen alle persoonlijke verhaaltjes die werden verteld, was het verhaal van de immigrant die zich thuis voelt in Berlijn. Niet bepaald een verrassend onderwerp, eerder iets voor de jaren tachtig van de vorige eeuw, en zonder noemenswaardige reflectie weergegeven. De ‘vorm’ van het dagboek was ook niet meer dan de voorspelbare ordening van de dagen waarop gefilmd was – over twee periodes in 2010-2011 verspreid. Geen inzicht, geen conclusie, zelfs geen einde.
Het was, kortom, een teleurstellende documentaire, al waren we wel een avondje in Berlijn, 74 minuten lang. Waarvoor dank.