Op de avond van het feest zelf probeerde ik me er al een voorstelling van te maken wat je van de bruid en de bruidegom zou kunnen denken, welk verhaal je van hun leven en liefde zou kunnen maken als buitenstaander, puur op basis van de toespraken die werden gehouden. De anekdotes van de moeder van P. en de vader van M., de hilarische pantomimevoorstelling van de zussen van P. en de heerlijk ongegeneerde, banale powerpointpresentatie van een vriend, leverden een nogal fragmentarisch beeld op, met hier en daar wat feiten.
Een paar dagen geleden kreeg ik zes foto’s toegestuurd die mijn aanwezigheid op die dag samenvatten. In chronologische volgorde: twee foto’s met mijn vrouw en de kinderen op schoot in het stadhuis, als toonbeeld van een harmonieus gezin; daarna aan tafel met de dichters Hans D. en René H., onze vingers in de van drank en dans nevelende lucht geheven; iets later mijn handen boven de toetsen van een schrijfmachine; weer wat later buiten op straat met mijn arm om de frêle schouders van actrice Eva K. en, vijf minuten later, vanwege de lange sluitertijd omgeven door feestelijke slingers lantaarnlicht, weer alleen. Nog altijd in mijn smetteloze klederdracht. Wat was er in de tussenliggende uren allemaal voorgevallen rondom de man in het witte pak?
Misschien komt het omdat schrijvers vaak te lang binnen zitten, en door overconcentratie gaan navelstaren, en lange tenen krijgen. Misschien ontstaan daardoor de literaire rellen, en slaat daardoor soms de fantasie op hol. Misschien wekt een dergelijke fotoreeks in ieders verbeelding wel een vermoeden op. Ga uw gang. Er zit een verhaal in, zo werkt dat nu eenmaal. Alleen de voorkennis van de gefotografeerden maakt nog werkelijkheid van de montage, de literatuur doet de rest. Een schitterende uitvinding.
Archief voor september 2012
In Nederland: Baarn
Omslagpunt
Ik zou graag een formule vinden voor het fenomeen dat ik moeilijk anders dan met voorbeelden kan omschrijven, maar dat het transformerende effect is van toename in omvang. Ik doel dan bijvoorbeeld op het verschijnsel dat het bezoeken van een bandje in een kleine club leuk is, maar ineens veel minder als die band ontzettend populair wordt en je naar een voetbalstadion moet om de muzikanten te zien. Een feestje met onbekenden kan leuk zijn, zolang het er niet teveel zijn. Een evenement organiseren voor honderd mensen hoeft geen probleem te zijn, maar wordt veel complexer als er figuren tussen zitten die beveiligd worden of in hun kielzog de nationale pers meenemen. Beledigingen kun je lang ironisch of gelaten over je heen laten komen, maar soms is ineens de grens bereikt, en dan ook volkomen. Het lijken misschien onvergelijkbare zaken, maar ieder van deze fenomenen kent plotseling een omslagpunt. De kunst is te beseffen dat het bestaat – en daarnaar te handelen. Want beschaving bestaat vaak maar tot aan het omslagpunt. Voorbij dat punt kom je op het terrein van massa en macht, om met Elias Canetti te spreken. Voorbij het omslagpunt gelden doorgaans de wetten van de natuur; daar heersen opinies, overlevingsdrang en het recht van de sterkste of degene met grootste muil. Daar worden ‘vakanties van de moraal’ genomen. Met de toename van de massa gaat een exponentiële toename van energie gepaard, er komen krachten vrij die onbeheersbaar, onbeheerst en onbeschaafd zijn – tenzij je gelooft in het heilzame effect van juridische haarkloverij of autoritaire repressie. Ik zie meer in het bewaken van de toename van massa, in welke vorm dan ook – tot vlak voor het omslagpunt, in het blijven hanteren van een echt menselijke maat.
Recept tegen rellen
Onzekerheid kan goed zijn, bijvoorbeeld als het betekent dat je zelfkritiek kent, en bereid bent je vermeende zekerheden in twijfel te trekken. Onzekerheid wordt gevaarlijk wanneer het leidt tot geweld en vernietiging, zoals bij de rellen naar aanleiding van de film Innocence of Muslims, waar de extreme uitbarstingen van woede omgekeerd evenredig lijken met de mate van onzekerheid. Hoe slecht en grievend die film misschien ook is, ik vermoed toch dat de boosheid zo groot is omdat de beledigde gelovigen ten diepste twijfelen aan de zinnigheid van hun eigen overtuiging, en iedere kritiek erop daarom liever verdringen, onderdrukken en wegblazen.
Om al die gevoelige zielen tegen hun eigen twijfels te beschermen, zou het een idee kunnen zijn om een nieuw pictogram toe te voegen aan de reeds bestaande reeks van de filmkeuring. We worden door middel van de iedereen bekende symbolen als twee paar voeten op elkaar of een vuistslag in een ster al gewaarschuwd voor veel seks of geweld in films (of: erop gewezen dat in de betreffende film lekker veel seks en geweld zit, het is maar hoe je het bekijkt), maar misschien kan het geen kwaad daar een nieuw symbool aan toe te voegen. Ik schets maar wat voorstellen:
Optie 1 is de waarschuwing: deze film kan je geloofsovertuiging op zijn grondvesten doen schudden.
Optie 2 is de positievere variant, een aanbeveling, en vrijwel altijd te gebruiken: deze film is ook geschikt voor gelovigen.
Zo weten we tenminste wat we gaan zien – of kunnen we besluiten dit niet te gaan zien. Alles lijkt me beter dan de rellen van afgelopen week. Het is mijn recept voor het voorkomen van rellen, al vermoed ik ook wel dat de angst van de relschoppers hen blind maakt voor welke waarschuwing dan ook.
Zeven
Uitgelezen 16
‘In 1859, ging ene Oliver Wendell Holmes, arts en literator, hem [Man Ray – GdT] voor: “Het belang van materie slinkt. Het is nog maar een kwestie van tijd en de reproductie zal materie overwinnen. Een paar negatieven van een mooi ding, van verschillende kanten genomen – meer hebben we niet nodig. Daarna kan het ding zelf bij het vuilnis.” (…)
Fotografie blijkt niet alleen achteraf, maar ook preventief ruimtebesparend te kunnen werken. Je wilt een espressoapparaat? Maak er een foto van, je zult zien dat daarmee een deel van de behoefte vervuld is. Hoe groot dat deel is, daar kom je vanzelf achter. Eerst die foto maar eens. (…)
Toen Oliver Wendell Holmes zijn ideeën over de overwinning op het materialisme opschreef, bestond het daguerre-procedé amper vijfentwintig jaar. Fotografie was nog niet zo alomtegenwoordig als nu. (…) Vanaf het begin werd fotografie gezien als een hypermoderne en veelbelovende massatechnologie die de wereld op zijn kop zou zetten. Maar hoe anders zou het gaan dan in het revolutionaire visioen van Wendell Holmes.
We zijn nu honderdvijftig jaar verder, de reproductie is niet meer weg te denken uit ons leven, maar de behoefte aan het unieke object, het origineel, is er niet minder op geworden, allesbehalve. Sinds de opkomst van de massaconsumptie lijkt de behoefte iets unieks in bezit te hebben alleen maar groter en groter te worden.
Ik ken die behoefte niet, mij kan het niet schelen of ik iets heb dat anderen ook hebben. Het unieke van een ding zit voor mij niet in het ding zelf, het zit in de band die ik ermee heb. Het idee dat een ander hetzelfde ding in huis heeft, maakt die band juist mooier, ik deel iets persoonlijks met iemand die ik niet ken.’
[Hans Aarsman, De fotodetective, p. 131-135.]