Vandaag precies een week geleden, in Berlijn, volgden we een deel van het parcours van Kunst am Spreeknie, een open atelier dag in het voormalige industriegebied in de wijk Schöneweide. We wandelden langs de fabrieken van AEG en andere bedrijven uit het grote Duitse industrieverleden waarin nu kunstenaars en galerieën de ruimte hadden gekregen. Vanuit S-bahn station Schöneweide, onderweg naar het startpunt aan de rivier de Spree, liepen we eerst nog een terrein op dat geheel verlaten was, en in tegenstelling tot de ateliercomplexen, aan zijn lot leek overgelaten. We maakten er foto’s van de natuur die weer de overhand kreeg.
In de loop van de middag werd ik mij bewust van een lastige paradox. Het heeft schoonheid als industrieel erfgoed gebruikt wordt voor het maken en tentoonstellen van schilderijen, muziek, foto’s, installaties en wat al niet meer – voor de creatieve industrie in plaats van de productiebedrijven dus. Een vorm van gerechtigheid misschien, die de gebouwen nog mooier maakt dan ze al zijn. Maar soms schiet deze transformatie zijn doel voorbij. Bijvoorbeeld wanneer het industriële erfgoed te klinisch gezandstraald, verbouwd en gemoderniseerd wordt en de prijzen van de ateliers alleen nog maar op te brengen zijn door zeer succesvolle kunstenaars. Wanneer het beheer van de panden in handen komt van likkebaardende projectontwikkelaars of van de bananenrepubliek die een organisatie van kunstenaars zelf meestal wordt. Dan krijg je locaties als de Spreehöfe en de Kulturbrauerei, die misschien succesvol zijn, maar waar die gebouwen meer ingezet worden als marketingtool voor de verkoop van producten dan voor het omvormen van het verleden tot een inspirerende, open toekomst.
Juist vanwege mijn liefde voor het industriële erfgoed begrijp ik heel goed dat oude, vervallen en verlaten huizen, kerken, ziekenhuizen en fabrieken uitnodigen tot dromen, tot het projecteren van nieuwe mogelijkheden op die ruimtes, tot opknappen, tot transformeren. Maar de charme van die plekken verdwijnt op het moment dat het geïmproviseerde karakter, het gelegenheidsnut dat ervan gemaakt wordt, verdwijnt.
Wanneer de kunst die in die ruimtes wordt gemaakt dan ook meer op een product gaat lijken dan op op zichzelf staande kunst, omdat de kunstenaar de kosten van het atelier op moet kunnen brengen of de bioscoop zijn zaalhuur, dan kunnen de kunstenaars en cultuurmakelaars weliswaar geld verdienen maar worden ze ook onderdeel van een industrie, met alle wetmatigheden van dien, ook al is die industrie in zekere zin nieuw. Want door het organiseren van het ongeorganiseerde universum dat een verzameling kunstenaars is, sluipt het normale leven binnen; bezitsdrang, machtsspelletjes, in- en uitsluiting, bureaucratie, autoriteit. Waardoor dat chaotische heelal in een klap geen bijzondere wereld meer is, en dergelijke panden niet langer de moeite waard zijn om naar af te reizen. Gelukkig was het nog niet overal zover in Berlijn.
Vanuit een van de schitterende ateliers aan de boorden van de Spree zag ik dat op de betonnen kade waar zich het nog afgesloten, verlaten en vervallen fabrieksterrein bevond dat langzamerhand ten prooi viel aan de planten, Ich liebe dich gekalkt stond, schuin tegenover het I love you too aan de kant waar ik mij op dat moment bevond. De liefde was wederzijds, maar niet zonder complexen. Jammer. Begrijpelijk, maar jammer. Dus droomden we verder, en gingen op zoek naar onbevlekte ruïnes, waar alles nog mogelijk was.