Vakantiepret, met dank aan de straatjutter.
Archief voor april 2012
Uitgelezen 9
‘Ad Herennium geeft lezers uitvoerig advies over de beelden die ze moeten creëren voor hun geheugenpaleis: hoe grappiger, obscener of absurder, hoe beter. (…) Hoe levendiger het beeld, hoe groter de kans dat het aan zijn locus gehecht blijft. Ik kwam erachter dat de grote mnemonisten zich onderscheiden door hun vermogen dit soort overdadige beelden moeiteloos te creëren, een dermate origineel tafereel in hun hoofd te schetsen dat ze het niet kunnen vergeten. En dat snel doen. Daarom vertelt Tony Buzan iedereen die het maar horen wil dat de wereldkampioenschappen geheugen minder je geheugen testen dan je creativiteit.
Bij het vormen van beelden helpt het als je een dirty mind hebt. De evolutie heeft onze hersenen geprogrammeerd om met name twee dingen interessant te vinden en derhalve memorabel: grapjes en seks – en in het bijzonder, zo schijnt het, grapjes over seks. (…) Dit wordt zelfs in traktaten uit relatief preutse tijdperken benadrukt.
[Joshua Foer, Het geheugenpaleis, p. 118-119]
Mededelingen
Ik schrijf: 1000 woorden
Het verlangen naar concrete, kwantitatieve informatie is groot, als anderen me vragen naar mijn schrijfwerk: ‘Hoeveel boeken heb je al geschreven? Hoeveel heb je ervan verkocht? Hoever ben je al met je nieuwe boek? Wanneer is het klaar?’ Het schrijven is voor mij echter geen kwantitatieve, bedrijfsmatige bezigheid. Ik werk, maar klok niet in.
Toen ik ooit op zoek was naar methoden om een niet zo goed vlottende roman in beweging te krijgen, bedacht ik een meetbare oplossing om mijn productie in gang te houden en tegelijkertijd voldoende materiaal te maken om een degelijke roman uit te kunnen destilleren. Ik had een lijst met 38 hoofdstukken die geschreven moesten worden en ik stelde mezelf tot opdracht iedere dag dat ik schreef tenminste 1000 woorden te schrijven. Dat kon in een uur gebeurd zijn, maar ook een halve dag in beslag nemen. De duizend woorden moesten in ieder geval gehaald worden, eerder mocht ik de deur niet uit. Een enkele keer schreef ik er 2500, vaker 1100 of 1200. Maar het gebeurde me ook regelmatig dat ik tussendoor steeds aan het tellen was of ik al mocht stoppen met schrijven; 985, 998, 1003…. Ja! Deze werkwijze leverde over het algemeen geen inspirerend proza op, een enkel hoofdstuk daargelaten. Ooit was ik tien dagen in de Franse stad Nimes, en schreef er 10.000 woorden, maar de roman waaraan ik toen werkte, zal waarschijnlijk nooit verschijnen.
Toch bracht het criterium van de 1000 woorden wel een interessant inzicht met zich mee:1000 woorden betekende verbetering van het oorspronkelijk idee, dat zich misschien in 300-500 woorden snel liet neerschrijven; het vroeg soms om een nieuwe verhaallijn, om nieuwe personages, om verdieping van een inzicht. Zo rond de 500 woorden (voor meer schrijvers een keerpunt, vermoed ik) week ik even terug van de schrijftafel en bedacht hoe het verder moest, soms met een onderbreking van een uur.
Nu kijk ik na een middag werken nog maar een enkele keer naar de ‘wordcount’. Niet zelden zie ik dan toch 1000 woorden staan. En als u daarmee een rekensommetje wilt maken, ga uw gang.
Ik schrijf: droomwerk
Ik durf wel te zeggen dat ik goed ben in het geven van een aantrekkelijke samenvatting van een boek dat ik nog wil schrijven, inclusief een schets van de stijl en werkwijze. Terwijl ik in gesprek ben, krijgt het meer vorm, ik peil en wek vervolgens interesse; men wil het daarna graag snel lezen. Maar dan moet het echte werk nog gedaan worden. En ik weet dat ik zelf met het uitwerken van zo’n idee vaak jaren bezig zal zijn. Het kan nog rigoreus veranderen (omdat ik eigenlijk iets anders wil schrijven, omdat ik er niet in slaag ‘de droom’ van het boek werkelijkheid te maken), en meestal ben ik nog volop bezig ben met een ander boek.
Mijn vriend M. werkte lang geleden aan schilderijen op een houten paneel. Hij bleef eraan doorwerken, eroverheen schilderen tot er een dikke laag op zat, maar nog altijd geen schilderij was waar hij tevreden over was. De paradox van het streven naar perfectie en het tegelijkertijd voelen van een drang naar voren, herken ik.
In mijn laden en notities kun je een flink aantal ideeën, synopsissen en titels vinden, ook van boeken waarvan ik zeker weet dat ik ze niet zal maken, al was het maar omdat ik daarvoor de tijd van leven waarschijnlijk niet zal hebben. Ik heb er met Ivo de Boer al het project De zin van alle boeken over gemaakt. Misschien moet ik ze gaan verkopen, mijn titels en ingevingen; er zijn tenslotte meer dan genoeg schrijvers zonder goede ideeën. Misschien moet ik gewoon zelf aan het werk.
Toen ik voor het eerst bij mijn huidige uitgeverij op bezoek was, schetste ik een beeld van de boeken die ik in de daarop volgende jaren wilde gaan schrijven. Een week geleden gaf ik ook weer twee ideeën prijs – maar het ging ondertussen om andere boeken, na zeven jaar. Het is droomwerk. Prachtig werk, het mooiste misschien. Thuis aan de schrijftafel echter wacht de roman die ik nog onderhanden heb. Daar schuilt de zelfbeheersing van de ongeduldige schrijver.
Ik schrijf: bezoek aan mijn uitgeverij
Ik las, en maakte notities in een café. Ik zat in mijn hoofd, in een andere stad. Ik was even op bezoek bij mijn uitgeverij, die al jaren niets meer van me heeft gekregen om uit te geven. Ik viel er ten prooi aan mijn indrukken, en een zekere ongelukkigheid. Ik ben graag in grote steden als de andere stad. De zon scheen, het was een prachtige dag. Maar het bezoek aan mijn uitgeverij, de herkenning in de ogen van de receptionist, de uitgeversassistent, mijn redacteur… het was verbonden met de professie, met het naar buiten treden met mijn schrijverschap. Terwijl er nog geen nieuw boek is; voorlopig ben ik nog niet klaar. Ik ben aan het werk, maar ik wil nu nog niets, helemaal niets te maken hebben met het publiceren en aanprijzen van mijn roman. Nooit meer, dacht ik toen ik vorige week weer buiten kwam, al is dat ongetwijfeld een leugen. Ik verlangde intens naar landleven en landschrijven op een afgelegen hoeve, waar dan ook in de periferie. Maar ik laveerde op dat moment tussen de toeristen door naar het station, en de hoeren lonkten naar me. Ik was kwetsbaar, ontvankelijk voor alles en iedereen. Ook al zat ik in mijn hoofd en maakte ik notities. Want juist op dit moment vallen wat ik doe en wat ik ben meer dan ooit samen: ik schrijf.