‘Hij ging op zijn rug liggen en dacht aan alle dingen die hij deze dag beter had kunnen doen. Reizen, hard werken, studeren… Maar het lukte hem niet meer zo goed als vroeger, toen hij erin slaagde zijn dagen in een voortdurende staat van onvrede met zichzelf door te brengen. Daar was toen wel het een en ander uit voortgekomen: een paar verre reizen, een aantal niet al te slecht geschreven gedichten, maar het was toch kennelijk een onvrede geweest die aan een bepaalde leeftijd gebonden was. Zijn leven zou niet in het teken van de onrust staan, stond dat nu bijna al niet meer. Met de oogst van die paar verwarde jaren zou hij het verder tot aan zijn dood uit moeten zingen. Aan zijn stem viel natuurlijk nog wel het een en ander bij te vijlen en ook zijn voordracht kon sterker, maar in hoofdzaak stond nu voor hem toch wel vast welke toonhoogte hij bereiken kon en welke niet. Hij vouwde zijn armen onder zijn hoofd en viel in slaap.’
[Remco Campert, Het leven is vurrukkelluk, p.111-112.]
Archief voor december 2011
Postume jaloezie
Bestaat er zoiets als postume jaloezie? Kun je kwaad worden op een ander om wat die in zijn liefdesleven voor jouw aanwezigheid heeft uitgespookt? Omdat het beter was, omdat het nog geheim want niet volkomen verteld is misschien? Het lijkt onzinnig, want dergelijke geschiedenissen zouden juist aantrekkelijk moeten zijn omdat ze geschiedenis zijn, om Oscar Wilde te parafraseren, voorbije tijd. Toch kunnen ze soms tot een kortstondige verwijdering leiden, voor de duur van een glas wijn, of iets langer. Niet alles dat voorbij is, doet er tenslotte niet meer toe. En als je een verleden hebt, zijn er altijd deuken, krassen, beschadigingen die zichtbaar en merkbaar zijn in het heden. Het wordt pas problematisch als ze je gaan hinderen in het hier en nu, of als er sprake is van nostalgie, van terugverlangen dat verlangen wordt, hoe onzinnig en onmogelijk ook. Dan komt het verleden levend terug in het heden, al is het all in the mind. Aan het begin.
Maandag bood de gelegenheid voor een experiment. De eerste liefde van S. kwam bij ons eten. En hoewel ik best jaloers ben aangelegd als het S. aangaat, zijn aanwezigheid hinderde me totaal niet, maakte me eigenlijk juist meer nieuwsgierig naar haar verleden. Maar de tijd was weer eens te kort, en we spraken over alle gevaarlijke gekken om ons heen, behalve over onszelf. En niemand stelde een vraag.
Antibioticum
Gedwongen door een griepje hield ik een weekend lang rust. Dat betekende, in mijn geval, weinig meer doen dan lezen. Lezen kan een verlammende werking hebben, je weghouden van het leven, maar zeker ook een weldaad voor de geest zijn, zeker als het lichaam het even af laat weten. Het kan zuurstof in het brein blazen, nieuwe ideeën geven, ruimte maken voor het gevoel. Een heel fijn antibioticum, kortom. Steeds als ik mij een voorstelling maak van mijn oude dag, of van grote eenzaamheid die mij ooit wacht (omdat ik honderd word bijvoorbeeld, en al mijn geliefden zal overleven), dan zie ik mijzelf in een stoel bij het raam zitten lezen. Nog altijd maar lezen. Ook nu, nu ik weer gezond ben en nog niet oud, en hier schrijf, zie ik mijzelf vooral als een lezer. Gaan de Polaroids van de dag eigenlijk niet ook altijd over lezen, in alle betekenissen van het woord?
Mind the gap, please 4
Met dank aan het sloopbedrijf
Met dank aan het sloopbedrijf
dat niet weet wat het aanricht
en omdat aan alle reizen een einde komt,
steel ik als grafschrift het onbedoeld gedicht
dat op zijn hamers en kogels staat:
“Van plafond tot plavuis –
in verwijdering ben ik thuis.”
Verloren en vergeten
De afgelopen weken ben ik, op de schaarse momenten dat ik lees, vertrokken in nogal melancholisch stemmende boeken. Eerst las ik Een steek diep. Schetsen van verloren levens (2011), waarin F. Starik een reeks uitvaarten beschrijft van mensen die in volstrekte eenzaamheid gestorven zijn. Sinds een aantal jaren worden zij in Amsterdam en een aantal andere steden naar hun laatste rustplaats begeleid door de zogenaamde Poule des Doods; dichters die een gelegenheidsgedicht schrijven en daarmee afscheid nemen van de gestorvene. Starik beschrijft alles eenvoudig en precies en verraderlijk eentonig, hoe verschillend de doodsoorzaken en levensgeschiedenissen (voor zover bekend) ook wel degelijk zijn. Juist in de herhaling herken je de tragiek; de dood in eenzaamheid is steeds gebruikelijker geworden; er is een structuur waarbinnen een gemeentelijke dienst en een dichtersorganisatie (in Amsterdam geleid door Starik) zich ermee bezighouden. De dichters halen soms het beste uit zichzelf boven bij deze uitvaarten, zo blijkt uit de opgenomen verzen. En de droogkomische, soms scherpe toon van F. Starik past als geen ander bij de routines van de uitvaarten en de leegte die uit de levensverhalen walmt.
Daarna begon ik aan Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf. Portretten van vergeten schrijvers van Joris van Casteren (2006). Van Casteren zocht schrijvers op die ooit veelbelovend of succesvol waren, maar in de vergetelheid zijn geraakt. Ze zijn soms in een depressie beland of juist succesvol geworden in een ander vakgebied, soms doelbewust gestopt met schrijven. Meestal zijn ze ‘vergeten’ omdat er niet voldoende boeken van hen werden verkocht of omdat de kwaliteit van hun werk afnam. De schrijvers zijn afgewezen en vaak ernstig teleurgesteld geraakt. Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf staat vol treurige verhalen, ook al schrijven deze vergeten schrijvers, inderdaad, vaak gewoon door. Tegen de klippen op.
Gedenk te sterven! Gedenk te schrijven! Dat waren niet de redenen waarom ik deze boeken las, maar wel wat ervan achterbleef in mijn gedachten, en waarom ik ze van harte aanraad. Dit is de schoonheid van de melancholie, van alles wat ‘ver…’ is: de eenzame uitvaarten worden poëtische gebeurtenissen; de vergeten schrijvers ontlenen kracht aan het schrijven, ook al zal de wereld nooit meer kennis van hen nemen. Er is troost, ook in de vergetelheid, en altijd nog een mooi verhaal.