Archief voor november 2011
Uitgelezen 3
In juni van dit jaar vond ik in Berlijn een magazine dat er in eerste instantie uitzag als een kunsttijdschrift, met als titel Die Müllerstraße. Het bleek te gaan om een eenmalige, gesubsidieerde uitgave, gemaakt door journalisten, tekstschrijvers, grafisch ontwerpers en fotografen, samengesteld door Julia Boeck en Axel Völcker. Het is een portret van een lange straat in het Berlijnse stadsdeel Wedding. Een straat en een wijk die, zoals dat zo mooi heet, ‘in transitie’ zijn. Teloorgang van de oorspronkelijke middenstand, bewonerssamenstelling en sfeer, verval en verloedering gaan er hand in hand met nieuwe bewoners, nieuwe middenstand en andere nieuwe ontwikkelingen.
Het magazine bevat een enkel keurig interview met een architecten en een beleidsmaker die zich bezighouden met de stadsvernieuwing in de wijk, en er worden natuurlijk ook lijstjes met cijfers en feiten gegeven. Maar leuk is vooral dat er bijvoorbeeld ook een fotostrip in staat over de mislukte date van Murat en Nicole; een verslag van de dialogen in een snackbar, gecombineerd met een instructie voor het eten van currywurst; korte interviews met een aantal Müllers uit de Müllerstraße; een grafiek is gemaakt van het eetgedrag tijdens de pauzes van studenten in de wijk; een verslag te vinden is van de gesprekken van hangjongens en een groepje winkelende meisjes van dezelfde leeftijd; er een verzameling foto’s van de bomen in de straat in staat, in hun lelijke gekleurde, organisch gevormde kunststof bakken – daar geplaatst omdat vlak onder de straat de U-bahn loopt; en dat je in het tijdschrift beschrijvingen kunt vinden van de handel en wandel van de gokpaleizen die als paddenstoelen uit de grond schieten maar ook van de overdekte markthal die zijn beste tijd gehad heeft. Enzovoort en zo verder.
Misschien wel het mooiste staat in een speciaal katern middenin: portretten van zogenaamde Traditionsgeschäfte, die al decennia niet veranderd zijn en waarvan er vele moeten sluiten, omdat hun klantenbestand uitsterft of er aan hun producten geen behoefte meer is. Opgewekte treurigheid van de bovenste plank.
De Müllerstraße is een straat die tussen hoop en vrees leeft, vreugde, bedreigingen en melancholie kent, en in de nabije toekomst waarschijnlijk volledig aangeharkt en gladgestreken zal worden. Vlak daarvoor is hij vastgelegd, op het beste moment waarschijnlijk, en heeft een magazine gekregen zoals je dat iedere straat gunt.
Donderdag wachtdag
Ik zou graag een uitermate weloverwogen en beheerst stukje schrijven over ‘de kunst van het wachten’. Dat was namelijk wat ik gisteren zo ongeveer de hele dag deed, wachten. Maar feit is dat ik in aan het einde van de middag bijna uit elkaar barstte als gevolg van al die weloverwogenheid en beheersing. Het begon al de avond tevoren, met het wachten op de ochtend dat ik met mijn moeder mee zou gaan naar het ziekenhuis. Vervolgens hadden we gisterochtend weinig anders te doen dan wachten op de taxi. Die was gelukkig vroeg. De onderzoekende artsen waren echter juist verlaat, waardoor we, omringd door geestdodend oppervlakkige tijdschriften en luidruchtige patiënten met onsmakelijke verhalen over hun ziektegeschiedenissen, lang in de wachtkamer zaten. Daarna was het wachten op het onderzoek, de uitslag en, een uur lang, op de taxi terug.
Rond een uur of half twee dacht ik de bus weer terug naar huis te kunnen nemen, maar er bleek verwarring over de juiste vertrekhalte. Ik moest nog maar eens een uur wachtend doorbrengen, nu in de koude wind op een vrachtwagenparkeerplaats langs de snelweg. Ik liep er met een boek tussen mijn gehandschoende handen heen en weer langs verlaten kampeertafels, probeerde nog enigszins warm te blijven, maar verkleumde volkomen tijdens het lezen, raakte opgesloten in mijn jas.
Twee uur later was ik pas weer thuis. Ogenschijnlijk nog de rust zelve, ik had ook echt grote inspanningen gedaan om mijn geduld te bewaren, zoals ik dat ieder ander zou aanraden in dergelijke omstandigheden. Maar het eindeloze zitten en slenteren, het ontbreken van iedere zinvolle beweging en geestelijk bevredigende dagbesteding, hadden mijn lontje danig ingekort. Ik denk dat u blij kunt zijn mij gisteren niet te hebben ontmoet. Mijn uitbarsting bleef gelukkig beperkt tot een potje voetbal met het buurjongetje. 10-5, voor hem.
Hield ik dan werkelijk niets over van de dag? Misschien het inzicht dat het ook een kunst is afhankelijk te kunnen zijn. En dat ik die maar slecht beheers.
Ambtenarenapparaat
In een werkoverleg als zovele, zag ik het ineens voor me: hoe een ambtenarenapparaat van binnen werkt. Een boodschapper bracht ons berichten uit de toren, waar de opperambtenaar een plan had uitgedacht dat even revolutionair als onzinnig was. Een plan waar hij, ondanks alle zinvolle tegenargumenten, niet van af te brengen scheen. Omdat de opperambtenaar niet onopgemerkt wilde blijven tijdens en na zijn bewind. Eventuele schade die zou worden aangericht, zou zijn opvolger wel kunnen herstellen – wat natuurlijk ook een mooie opdracht is.
Er werd ons, onderambtenaren, gelegenheid gegeven tot inspraak in de aanstaande veranderingen – veranderingen die er hoe dan ook zouden komen. De eerste geluiden van instemming hadden geklonken, buiten ons gezelschap, en het volkomen afwijzen van de plannen omwille van hun ondoordachtheid, leek diplomatiek gezien een doodlopende straat. Voor principes en idealen was duidelijk geen plaats hier binnenin het apparaat. Wat ons restte leek weinig anders dan blinde instemming met de man die zich als ziener zag, of het zoeken naar een ingenieuze ontsnapping aan de grillen van zijn bewind. Kritiek, hoe constructief ook, zou averechts werken, en onze mogelijkheden ernstig beperken. De opperambtenaar kon natuurlijk ook niet meer terug zonder gezichtsverlies te leiden, voor een charme-offensief leek het te laat. Er was haast bij de veranderingen, om onduidelijke redenen.
We stonden op een splitsing van twee, of eigenlijk drie wegen. Linksaf gaan betekende: niet akkoord gaan met deze manier van werken, en dan vertrekken, omdat ieder protest zinloos zou zijn. Rechtsaf slaan stond gelijk aan opportunistisch instemmen, meewaaien met de opstekende wind en nergens een punt van maken. Rechtdoor gaan leek ook nog een optie: dan maar zwijgen op het moment dat ogenschijnlijk de gelegenheid tot inspraak geboden werd (maar eigenlijk alleen ruimte voor overleg over de uitvoering); hoofdschuddend meewerken aan de veranderingen. Klagend, vertragend, zacht tegenwerkend misschien, hopend de opperambtenaar en zijn bewind te overleven en de komst van de opvolger nog mee te mogen maken. En vooral: maar blijven zitten omdat je graag wil blijven zitten waar je zit – om redenen die buiten het apparaat liggen.
Eigenlijk konden we kiezen, gisteren, nog lang voordat het echt zover was. We mopperden, keken naar de afslagen links en rechts en gingen na het werkoverleg over tot de orde van de dag.
Huiswerk van mijn nieuwe lijfarts
Levensspiegel
Het bezoeken van de 32e Amsterdam Antiquarian Book, Map and Print Fair, afgelopen zaterdag, was een bijzondere ervaring. Antiquariaten zijn steeds vaker onzichtbare, alleen op afspraak of via internet toegankelijke boekhandels. De boekverkopers zijn vaak van eenzelfde schuchterheid. Bibliofiele verzamelaars doorgaans, variërend van gepassioneerd en uitbundig tot arrogant, gesloten of ronduit timide. Verzamelaars die bereid zijn tot verkopen, een wezenlijk verschil met de bezoekers misschien.
Iedere stand spreidde een specialisme tentoon, dat uiteenliep van literatuur over Reynaert de Vos, boeken over de gebieden van ‘ons Indië’, getuigenissen van sadomasochistische verhoudingen, reisgidsen en landkaarten tot achttiende eeuwse erotica en meer. Elders kon je (pop-up) kinderboeken uit Finland kopen, unieke kunstenaarsboeken, politieke werken, Büchmania en stokoude bundeltjes met gedichten en gravures van Jan Luycken.
Het was een heelal vol werelden op zich, een duizelingwekkend knooppunt van dimensies. Of beter: het was de centrale hal van een ideeënstation, waarin iedere deelverzameling een tunnel naar verschillende kleinere perrons vormde. Welke kant moest je op? Wat moest je kiezen? Wanneer je overal voor open stond, zou je er stapelgek worden.
Ik koos voor de verbinding met een schrijver die me al langer bezighoudt, en kocht een exemplaar van Willem Mertens’ levensspiegel van J. van Oudshoorn. Een deprimerende, naturalistische roman uit 1914 die diepe indruk op mij had gemaakt, zij het dat dit exemplaar een herdruk was van precies 50 jaar later. Die druk uit 1964 was dezelfde die ik op zeventienjarige leeftijd gelezen had.
Ik werd door de beurs prompt enthousiast over de andere leesprojecten die ik voor deze winter in gedachten heb – waarover binnenkort meer. Moge de komende winter dus streng zijn! Mij overviel die middag zelfs de lust later nog eens ouder Nederlands te gaan lezen dan dat van Van Oudshoorn, misschien zelfs de erotische literatuur in klassieke spelling.
Voordat ik mij opnieuw in het spiegelpaleis van de andere werelden begeef, nu eerst maar eens zien wat ik nog met Van Oudshoorn kan. Hij schreef de roman tijdens zijn verblijf in Berlijn, waar hij tussen 1905 en 1933 diplomaat was onder zijn echte naam, Feylbrief. Ook Marcel van Eeden schijnt overigens gegrepen te zijn door zijn werk, waardoor ik meteen een interessant nieuw perspectief op de zaak vermoed. Dat maakt dus extra nieuwsgierig. Misschien is het de moeite waard om eens in zijn voetstappen terug te keren naar die stad. Eerst maar eens lezen.
‘Hij voelde zich zacht opgevoerd tot de overtuiging, dat zijn leven, hoe dor en verloren ook, voor hem zelf de enig mogelijke en lonende bestaansvorm was en juist het verbroken zijn der betrekkingen het tot deze stille eenheid had vermogen te stremmen. Want dit was het zuivere ononderbroken nu, waarboven nog komend gebeuren niet meer zou uitdeinen, zodat het evengoed het einde kon zijn.’
[J. van Oudshoorn, Willem Mertens’ levensspiegel, p. 6.]