Ik beklaag me regelmatig over een gebrek aan zelfreflectie – bij anderen. Daarbij ga ik er vanuit dat ik van mezelf alles wel weet, en wat ik niet lijk te weten iets is dat ik niet wil toegeven, met goede reden natuurlijk. Nachtelijke woorden van S. over mijn schrijverij gaven me deze week stof tot nadenken. Beter gezegd: een inzicht, dat ik de volgende avond in een gesprek met P. als zodanig presenteerde, inclusief bronvermelding. Ondertussen echter was in mij de scepsis beginnen smeulen. Want als iemand iets wezenlijks over mijn wezen zegt, vonkt er in mij een vuurtje aan. Waarom zou wat een ander over je zegt meer waarheid bevatten dan wat je over jezelf zou kunnen zeggen, hoe goed diegene je ook kent, hoezeer diegene je ook liefheeft? Gaat dat al niet uit van een zeker gebrek aan zelfreflectie bij degene die het betreft? Ik ben altijd op mijn hoede voor het feit dat een ander je iets aan kan praten vanuit zijn eigen perspectief, of vanuit een eigen belang. En feiten zijn sowieso moeilijk vast te stellen als het om een ‘zelf’ gaat. Ik wil me niets laten aanpraten door een ander – maar luister er ondertussen goed naar.
Archief voor november 2011
Schemering
We zeggen dat we ‘Edinburgh nog moeten verwerken’. En ik voeg daaraan toe dat ik ook nog moet ‘bijkomen’ van een weekend waarin ik voor mijn werk, verspreid over acht bijeenkomsten, tegenover duizend mensen heb gestaan. Wat bedoelen we eigenlijk?
Die duizend mensen hadden vraagtekens boven hun hoofd, en ook al vroegen ze me niets, het was alsof ik degene was die al hun vragen moest beantwoorden. In Edinburgh waren we een week geleden nog, met het gevoel dat we er een week verbleven, terwijl dat in werkelijkheid maar drieënhalve dag was. Maar omdat we vervolgens naar ons werk fietsten alsof we slechts een avond naar de film waren geweest, moeten we nu weer door onze foto’s kijken om grip te krijgen op onze indrukken. Het zijn moeilijk te bevatten fenomenen, waarvan ieder benoemen waarschijnlijk minder uitstaande heeft met wetenschap dan met de vraag of de ziel bestaat of niet.
Toen ik foto’s maakte in Edinburgh, draaide ik mijn camera in eerste instantie ongemerkt steeds een kwartslag; landscape werd portrait. Het portret van deze stad bleek er een van hoogteverschillen tussen aquaducten en wegen, heuvels en rivierbeddingen, hoge gevels en kleine mensen. En was het de tijd van het jaar, of waren het de donkere stenen waaruit de meeste huizen opgetrokken waren? Hoe het ook zij: ik moest mijn camera ook langer van licht voorzien, want Edinburgh kwam het best tot zijn recht in de schemering.
Edinburgh
Centraal Observatorium 3
Modern nihilisme
Dat het moeilijk is om te kiezen, is mij genoegzaam bekend. Ik begrijp dan ook heel goed dat sommige schrijvers, documentairemakers of wetenschappers zich vastbijten in een onderwerp zoals verzamelaars dat doen. Dan kun je de diepte in, alle facetten van een fenomeen belichten. De keerzijde daarvan is echter wel een zekere verblinding voor wat er verder nog in de wereld gebeurt, het uit het oog verliezen van context en proporties van je onderzoeksobject.
In de boekenbijlage van de krant stond vorige week een recensie van Jan-Hendrik Bakkers boek Grond – een pleidooi voor aards denken en een groene stad (Uitgeverij Atlas), waarin het gaat over de grond aan je knieën na een voetbalwedstrijd tot aan het verliezen van grond aan de voeten door astronauten in de ruimte, en zo ongeveer alles daartussenin, inclusief filosofische overpeinzingen over het betreffende onderwerp. Het deed me denken aan De encyclopedie van de domheid van Matthijs van Boxsel en aan Leugenaars en vervalsers van Roel Bolt, dat ik onlangs aan M. cadeau deed. Natuurlijk schoot me ook mijn eigen ervaring met Lyall Watsons Heaven’s Breath, a natural history of the wind te binnen. Na het lezen van een boek met een dergelijk encyclopedisch karakter heb je niet alleen de indruk dat je zo ongeveer alles van dat onderwerp weet, maar ook dat alles om dat onderwerp draait, dat al het overige eraan ondergeschikt is.
Het krijgt iets komisch als je dan de televisieserie ziet waarin iedere week een van de vier elementen centraal staat. De ene week lijkt het meest wezenlijke element voor het bestaan aarde, de volgende week water, en vervolgens vuur of lucht. Misschien is de meest ontnuchterende titel in deze reeks wel het boek Gaten & andere dingen die er niet zijn, waarin alles draait om de betekenis van iets dat in wezen niets is. De keuze voor het uitvergroten van een detail, voor de monomane toewijding aan één perspectief is een vergelijkbare keuze voor iets dat op zichzelf zonder betekenis is. Modern nihilisme. Willekeurig, ondanks de indrukwekkende, en vaak vermakelijke schijn van het tegenovergestelde.
Het einde van Edgar Hoover
De straat waardoor ik drie dagen per week naar huis fiets, is een zogenaamde ‘gezellige winkelstraat’. In die hoedanigheid bezie ik hem zelden, omdat ik doorgaans moe, gehaast of hongerig ben als ik er doorheen kom. Bovendien ben ik te fiets, en ligt mijn tempo te hoog om op meer dan het verkeer te letten. Gisteren echter ging ik er lunchen en liep ik er in wandeltempo doorheen. Toen viel het me op hoeveel er in korte tijd kan veranderen in het landschap van het trend- en crisisgevoelige land van de middenstand. Waar eerst even een design-fietsenzaak zat, houdt een design-vishandel het nu al veel langer vol. Waar decennialang een bank zat, is een kliniek voor ‘pijnloze haarverwijdering’ gevestigd, iets waarop mijn fantasie nog maar geen grip krijgt. Op de plek van een klein restaurantje waar je sinds enige tijd rauwe, of half rauwe gerechten kon eten die maximaal tot 46 graden waren verwarmd, komt binnenkort alweer iets anders. Het op schoolbordverf geschreven menu is er nog maar nauwelijks uitgeveegd. Verderop is een exclusieve wijnenwinkel gevestigd, in de stijl van de wijncafés die plotseling overal in de stad opduiken. De enige winkelruimte waarvoor ik stil bleef staan, was die van videotheek Edgar Hoover. Door de bestofte ruit zag ik niet meer dan een volledig gestripte, lege witte doos. ‘Bij Edgar Hoover kunt u vooral niet meer terecht voor het huren en kopen van films van diverse pluimage…’ zegt de website.
Met Edgar Hoover (voorheen cultvideotheek Godzilla) lijkt een tijdperk te zijn geëindigd. Huren en kopen van films bij gelijkgestemde liefhebbers doen we nu schijnbaar echt niet meer. De dvd verdwijnt. Ineens bestaan ook ‘de jongens van de videotheek’ niet meer, al waren ze soms de veertig al voorbij, allang geen jongens meer. Aankondigingen heb ik er niet van gezien; misschien had ik daarvoor, inderdaad, meer films moeten huren. Of heb ik soms even niet goed opgelet?
Ik beschouw dit als een waarschuwing.