‘Dr. Hake was destijds de intellectueel in de gemeentelijke morgue: een knappe, afstandelijke pijproker van halverwege de dertig, een pijproker met haren die de kleur van rode wijnsaus hadden. Hij had uit vrije wil de kleinste en sjofelste werkkamer genomen omdat hij het uitzicht zo romantisch vond: buiten aan de muur hing, vanuit zijn raam steeds leesbaar, het bord waarop MORGUE stond. Hij investeerde het grootste deel van zijn salaris en al zijn emoties in de publicatie van boeken over het leven en de zin ervan, geschreven in zijn geliefd artsenproza. Onlangs had hij zich ook gewaagd aan een gedicht. Dat had veel opzien gebaard; het ging over organen. Als enige van de afdeling pathologie hing hij de overtuiging aan dat in het innerlijk van de mens niet slechts ingewanden woonden, maar ook een ziel, en dat zich in het innerlijk van elke ziel een smerig geheim verborg. Daardoor fronste hij vaak zijn voorhoofd, hetgeen gecombineerd met zijn vele publicaties, het respect van de secretaressen voor hem nog vergrootte.’
[Irene Dische, Vrome leugens, p. 137.]
Archief voor oktober 2011
Eerste indruk – het vervolg
Waar bouwvakkers vanaf de steiger naar mooie vrouwen fluiten, schreeuwden ze in het verleden vaak naar mij, als ik voorbij reed. Misschien omdat ik, wanneer ik fiets, een norse uitdrukking op mijn gezicht heb. Gevraagd en ongevraagd heb ik ook op andere momenten in mijn leven gehoord wat de indruk was die anderen van mij hadden, voordat dat ze me beter leerden kennen. In die zogenaamde eerste indruk herkende ik mijzelf nauwelijks. Tegelijkertijd heb ik zelf soms ook uitgesproken opvattingen over mensen die ik voor het eerst zie, of slechts oppervlakkig ken. Die opvattingen deel ik overigens hoogstzelden met de betrokkenen zelf, misschien wel omdat ik weet dat vergissingen menselijk zijn. De enige keer dat een ander dat wel deed in mijn plaats, en ik daar door de vrouw in kwestie mee werd geconfronteerd omdat het niet al te complimenteus was, bleek ik er naderhand niet ver naast te zitten. Nu zien we elkaar alle drie niet meer.
Sommige mensen vinden het zelfs prettig dat hun eerste indruk de verkeerde is. Zij zijn gesteld op hun privacy of er juist op uit een bepaalde indruk te wekken – wat iets anders is als degene zijn die je voorwendt te zijn.
Wat zegt dit over de eerste indruk? Dat je meestal ongelijk hebt met je eerste impressie, als je de persoon in kwestie niet kent? Of schuilt er toch meer diepte in de oppervlakte dan je zou denken? Ik ben een voorstander van ‘oppervlakkigheid’ omdat het soms een pijnlijke confrontatie met je eigen vooroordelen en projecties is, maar even zo vaak in gelaatsuitdrukkingen, taalgebruik, motoriek en lichaamshouding waarheid zichtbaar wordt. Ondanks wat iemand doet of zegt. In de woorden is er ook alle ruimte voor excuses, gebrek aan zelfkennis en wensdenken. Langdurige ervaring met aandacht voor de oppervlakte levert betere eerste indrukken op.
Overigens kwam ik er pas later achter waarom de verkopers in de tweede winkel de zwarte shirts met ‘be smart’ erop droegen. Het was moderne rouwklederdracht, vanwege het overlijden van de bedenker van de producten die ze verkochten. Gisteren.
Eerste indruk
Na een avond lang professioneel vriendelijk te zijn geweest in mijn deeltijdbaan als ambtenaar, was ik vanochtend vooral consument, en misschien zelf ten prooi aan de professionele vriendelijkheid van verkopers in de winkels die ik bezocht. Alsof het een nachtmerrie betrof, droegen de verkopers in de laatste winkel allemaal een zwart shirt met daarop ‘be smart’. Een intimiderende imperatief, die eerder twijfel zaaide dan tot daadkracht bracht.
Bij binnenkomst, in de eerste seconden waarschijnlijk al, had de eerste van de zwarte haaien in mensenkleren me waarschijnlijk al naar klanttype gecategoriseerd en kwam me helpen bij mijn aankoop. Vandaag bemerkte ik dat ik de hele verkopersretoriek nauwelijks verstond. Misschien kwam het door mijn gretigheid om geld uit te kunnen geven, misschien dat deze gesprekken voor consumenten zoals ik sowieso overbodig zijn. Ik wist wat ik wilde, hij wist al dat ik zijn klant zou worden, en we wisten allebei dat er transactie plaats zou vinden. We konden onszelf zijn, en bleven vriendelijk. Misschien waren wij oprecht, misschien gaven we elkaar slechts een eerste indruk, die weinig van doen had met onze diepere beweegredenen. We zullen het nooit weten.
Morgen: het vervolg