Archief voor oktober 2011
Tussen vergeten schrijvers
Sommige schrijvers krijgen een beter leven in de ramsj. In het antiquariaat kun je schrijvers en boeken nog ontdekken, en dat is iets heel anders dan het tussen pallets vol met boeken die bestsellers moeten worden door moeten laveren, langs tafels waar nieuwe boeken maximaal twee, drie maanden liggen voordat ze worden teruggestuurd naar de uitgever, om bij de kasten uit te komen waarin de andere boeken staan, die overigens ook vooral in het laatste jaar zijn uitgekomen. Boekenbijlagen en boekwinkels staan over het algemeen vol met boeken die je overal ziet. En dan te bedenken dat het ware aanbod op de boekenmarkt vele malen groter is dan wat je daar doorgaans aantreft. Iedereen die wel eens een catalogus heeft gezien van de boeken die bij een uitgeverij verschijnen en die vergelijkt met de boeken die je uiteindelijk tegenkomt, weet wat ik bedoel. Buiten het zicht van de lezers vindt een bloederige slachtpartij om de aandacht plaats. De boekhandel is de brandschone slagerij, waar je een onsje literatuurworst of keurig gepaneerde prozaschijven kunt halen.
In de ramsj wordt het leven van veel auteurs en hun boeken verlengd of worden ze opnieuw ontdekt. Het vinden van hun werk is voor de liefhebbende lezer soms een ongeëvenaarde verrassing. In de antiquariaten wachten prachtige klassiekers, slecht verkopende maar geweldige schrijvers, writers-writers, en onterecht overgeslagen auteurs ongeduldig op jou, de gepassioneerde lezer.
Vorige week stuitte ik zo in Eindhoven op een boek van B.S. Johnson, van wie ik hier al eens uit Ongeluksvogels citeerde. Het was zijn laatste bij leven verschenen boek, De dubbele boekhouding van Christie Malry (1973). De eerste, veelbelovende zinnen bleken wonderwel op de actualiteit aan te sluiten:
‘Christie Malry was een eenvoudige ziel.
Hij had al gauw door dat ze bij hem thuis niet veel geld hadden, dat hij dat derhalve naar beste kunnen zou moeten zien te verwerven, dat er onprettige (en voor hem onaanvaardbare) straffen stonden op de verwerving ervan met behulp van het soort methodes dat de maatschappij als crimineel beschouwde, dat er andere methodes bestonden die de maatschappij (enigszins willekeurig) niet als crimineel beschouwde, en dat hij er hoogstwaarschijnlijk het meeste profijt van zou hebben als hij dicht bij het geld ging zitten, of minstens dicht bij het grote geld. Hij besloot dan ook om bankemployé te worden.
Ik zei toch al dat Christie een eenvoudige ziel was.’
[B.S. Johnson, De dubbele boekhouding van Christie Malry, p. 9.]
B.S. Johnson wordt gezien als een cultschrijver of een ‘vergeten schrijver’. Ik voel sympathie voor die zogenaamde ‘vergeten schrijvers’. Misschien omdat het lezen van hun werk een meer exclusieve ervaring lijkt, in tegenstelling tot het lezen van Dimitri Verhulst of de winnaar van welke willekeurige prijs dan ook. Of zou het zijn omdat ik zo langzamerhand zelf een ‘vergeten schrijver’ ben geworden? Ben ik zo shallow? Dat zou ook kunnen.
Bij mijn allereerste optreden voor publiek werd ik aangekondigd als ‘De onbekendste schrijver van Utrecht’ en ik vond dat meteen een mooie geuzennaam – die ik steeds koester totdat ik een nieuw boek in de winkels heb, en klaar ben voor mijn herontdekking. Zo kan ik in alle rust verder schrijven. Slechts onderbroken door goed gezelschap, zoals vandaag.
Studiemiddag in Sonnenborgh
Uitgelezen 2
‘Aan te nemen valt dat geen enkele embryo inspraak heeft in z’n uiteindelijke geboorteplaats. Dat is Brusselaar en Belg ben is geen verdienste en om eerlijk te zijn, heb ik het nooit begrepen op mensen die hun nationaliteit presenteerden als een kwaliteitslabel, een kenteken dat hun toekwam omdat ze simpelweg uitverkoren waren het levenslicht te zien op een plaats met verheven geografische coördinaten. (…)
Maar precies omdat ik zo’n aversie heb voor zich op hun afkomst beroepende barricadelopers, heb ik het altijd prettig gevonden om Belg te zijn. Belg is men doorheen de hele tricolore geschiedenis namelijk altijd met verve kunnen zijn zonder zich als dusdanig te moeten profileren. Een land waar men nooit een grootse zanger van het volkslied hoefde te zijn. Waar ik niemand ooit echt geïnteresseerd geweten heb om vlekkeloos de nationale faldera te zingen. Misschien zaten onze drie officiële landstalen voor iets tussen. Dan wordt het algauw een hele kakafonie wanneer een meute simultaan in de eigen moedertaal het vaderland bejubelt. Op een paar zonderlingen na mocht ik nooit een kat de integrale tekst van onze hymne horen kwelen en dat is prachtig nieuws.’
[Dimitri Verhulst, De intrede van Christus in Brussel, p. 115-117.]
Korte handleiding in het netwerken
Gegeven door omstandigheden, spraken we vorige week nogal eens over netwerken. Dat het geen kunstje is dat je doet, dat het zich niet laat vastleggen in regels en afspraken, dat formaliseren misschien juist geen kenmerk van professionaliteit is. Een artikel uit de krant van vrijdag bood, met dit in gedachten, zomaar een vrij complete handleiding aan. In de Volkskrant verscheen een interview met Ernst Veen, directeur van de Hermitage Amsterdam, die binnenkort met pensioen gaat (‘De grote verleider’, door Harmen Bockma en Rutger Ponzen). Veen – met excuses voor zijn wat versleten taalgebruik – zegt daarin onder andere dit:
‘Alles is mensenwerk. Verdiep je in mensen en krijg de mensen mee. Als ik enthousiast ben, is het zichtbaar. En dat noemen ze, ik zeg het met bescheidenheid, passie. Maar het leven is ook strategie. Het klinkt wat koud, maar het is nadenken over hoe je iemand benadert, hoe je iemand meekrijgt, hoe je iemand kunt vasthouden. Ik ben er eerlijk in: ik hou erg van pianomuziek, ik ga naar de serie Meesterpianisten in het Concertgebouw, en ik weet dat ik daar mensen ontmoet die uiteindelijk sponsor worden. Omdat we iets gemeenschappelijk hebben.
Ik weet hoe ik bij mensen binnen moet komen. Als ik naar bedrijf X ga, dan verdiep ik me daarin, dan lees ik het Financieele Dagblad nog net iets beter. En als je het partnerschap eenmaal binnen hebt, moet je in goede maar ook in slechte tijden af en toe van je laten horen. Met een telefoontje, een sms’je. Dat is maintenance van je relatie, het onderhoud. Dat moet je ten aanzien van je eigen vrouw doen, maar ook met degene die je nodig hebt. Men vertrouwt mij snel. Dat moet je ook waarmaken.’
Voor iedereen die het nog niet wist. En tevens: ziehier het nut van krant lezen. Maar zijn vrouw zou ik niet willen zijn. Ook al omdat ik een man ben, maar dat terzijde.
Bijwerkingen
In Nuenen zag ik op de secretaire een boek liggen van Michael Dibdin. Instinctief wendde ik mijn hoofd af. Niet vanwege het werk van de schrijver, maar vanwege de letters die zijn naam spellen, het soort naam dat mij door de gedachten kan blijven spoken als een liedje dat je verschrikkelijk vindt en toch niet kan helpen neuriën .
Rond de jaarwisseling, toen S. en ik door Londen liepen, spraken we over opvallende Engelse achternamen zoals die van acteur Pete Postlethwaite (spreek uit: Piet Posseltweetie). Hij overleed overigens op een van die dagen, zonder dat wij het wisten, misschien wel op de dag waarop wij over hem spraken. Wij hadden het niet eerder over hem gehad, en daarna ook niet meer.
Namen als die van Dibdin en Postlethwaite kunnen mij, vanwege de klank, het woordbeeld, de opeenvolging van de letters of vanwege de discrepantie tussen het woord en de uitspraak ervan, soms een kortstondige schele hoofdpijn bezorgen. Kortsluiting is dan niet ver weg.
Alsof het een complot betrof, struikelde ik elders in het Nuenense huis over een exemplaar van Het oneindige verhaal, en ik probeerde niet op te merken dat het geschreven was door een man genaamd Ende. We gingen wandelen, door een natuurgebied dat Het Broek heet, iets dat me net zo dwars zit als het tegenintuïtieve feit dat het plein in het hart van Utrecht De Neude genaamd is, en niet Het Neude.
Een tijd lang stapte ik iedere ochtend onder de douche met de instructie van een therapeute uit Berlijn in mijn hoofd (‘Jeden Morgen heiß duschen!’), vrijwel direct gevolgd door de naam van een Deense voetballer in dienst van FC Groningen, Enevoldsen.
Zijn dit de zogenaamde roze olifanten, die ik het liefste zou vergeten? Wat de voetballer betreft: jazeker. Wat de andere namen en begrippen betreft; ik beschouw ze maar als de bijwerkingen van mijn intensieve gebruik van taal.