Wanneer vormgevers op websites of in ontwerpen van drukwerk duidelijk willen maken waar tekst moet komen, maar nog niet beschikken over die tekst, maken zij gebruik van een soort ‘neptekst’. Dat is een reeks Latijnse woorden, naar verluidt afkomstig uit De uitersten van Goed en Kwaad van Cicero, een reeks die altijd begint met de woorden ‘Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit…’. Deze reeks woorden is al eeuwen in zwang, en het gebruik ervan kent een geheel eigen geschiedenis. Bij werk in uitvoering – zoals op dit moment ook aan deze website – kom je die tekst dus soms tegen. Ik krijg er zelf een beetje jeuk van, ben er wat allergisch voor, en vind het klinken als de naam van een ziekte, het Lorem Ipsum virus. Misschien omdat ik een liefhebber van tekst, van de juiste woorden, van begrijpelijke taal ben. Of gewoon omdat ik wil dat deze website snel gereed is.
Archief voor september 2011
Geest
Overal bevinden zich plekken die leger zijn dan andere, leger dan gewoon leeg, omdat ze ooit voller dan gewoon in gebruik waren. Na een omzwerving door Rotterdam kwamen we uit bij het voormalige zwemparadijs Tropicana, dat nu desolaat langs de Maas staat. Door deze, voor ieder ander doel ogenschijnlijk ongeschikte tempel van vermaak, stroomt nu geen water meer door de glijbanen, de palmen en andere geadopteerde tropische planten zijn dood en het vuil kruipt tegen de ramen op. Alle kindergelach is hier weggestorven.
Zaterdag liepen we langs de Petruskerk in Vught, een gezichtsbepalende, pontificale kerk die ook leeg bleek te staan, en nog geen duidelijke bestemming had. Er gaan al stemmen op voor een culturele bestemming ‘voor alle Vughtenaren’, maar vooralsnog ligt het godshuis, dat overbodig is geworden voor de eredienst, er prachtig verlaten bij. Life after God.
Later die middag waren we in ’s Hertogenbosch en probeerden de zaterdagsdrukte een beetje te vermijden. We liepen steegjes in die bij het half verborgen riviertje de Dieze uitkwamen en passeerden, omlopend, ineens het Groot Ziekengasthuis, dat al sinds mei 2010 leeg stond. Deze plek, waar lange tijd, al honderden jaren, geboren, genezen en gestorven was, was vanbinnen ontdaan van vrijwel alle materie. Of de plek ook ontzield was, of de Grote Ziekengeest met een diepe zucht gegeven was, konden we niet achterhalen. Bij het ‘nieuwste’ gedeelte was iedere toegang tot de lege ziekenzalen, operatiekamers, restaurants en wachtruimtes geblokkeerd door de bekende geperforeerde metalen roosters die iedereen buiten hielden. In de oudere gedeeltes waren ondertussen kleinere bureaus van creatieven en kunstenaarsateliers gevestigd. Natuurlijk.
De roep die altijd het eerst klinkt voor deze verlaten gebouwen, is die om een culturele bestemming. Kunst mag de plek van de leegte innemen, of het nu om verstomd tropisch zwemplezier, toewijding aan een God of om het decor voor de levensloop van geboorte, ziekte en dood gaat. En dat is misschien ook wel het beste wat deze plekken kan overkomen. Maar doorgaans kan het alleen bij de gratie van de projectontwikkelaars. Als de markt aantrekt, staan kunst en cultuur vaak weer op straat. Aan het eind is er altijd de leegte. Tot die tijd kan de geest waaien.
Uit de leeszaal (70)
‘Dagen- en wekenlang breek je je tevergeefs het hoofd, je zou geen antwoord weten op de vraag of je blijft schrijven uit gewoonte of uit geldingsdrang, of omdat je niets anders geleerd hebt, of uit verwondering over het leven, uit waarheidsliefde, uit wanhoop of verontwaardiging, en ook zou je niet kunnen zeggen of je van het schrijven nu wijzer of dwazer wordt. Misschien verliest ieder van ons het overzicht precies in de mate waarin hij voortbouwt aan zijn eigen werk, en misschien hebben we daarom de neiging om de toenemende complexiteit van onze geestesconstructies te verwarren met een vooruitgang in kennis, terwijl we tegelijkertijd wel vermoeden dat we de imponderabilia die onze loopbaan werkelijk bepalen nooit zullen kunnen begrijpen.’
[W.G. Sebald, De ringen van Saturnus, p. 184-185.]
Gert verzamelt vogelthuisjes (13)
Mijn identiteit, deel zoveel
Maandag begon ik de week als mogelijk patiënt, maar die dreiging verdween als sneeuw voor de zon. Dinsdag was ik gids langs de geschiedenis en door het verwarrende heden van Rotterdam; leegstand, verloedering en grenzenloze nieuwbouw op een en dezelfde vierkante kilometer. Gisteren speelde ik Floppo de clown en liet ik zien hoe slecht ik jongleren kan (en dat dat grappig is). Vandaag zat ik gewoon weer eens een dag als voorlichter achter een bureau. En vanavond rest er eigenlijk geen energie meer om ook nog schrijver te zijn. Vriend, ja dat had gekund als ik niet op het laatste moment was afgebeld. Krantenlezer dan? Dat dan graag. Coureur op de fiets? Nou vooruit, dan kan ik tenminste ook nog geliefde en medeopvoeder zijn, morgenochtend. Slapende… dat was ik het allerliefste nu al. Want morgen ben ik werkelijk weer patiënt, terug bij mijn nieuwe lijfarts.
Een ons, of nog minder
Zoals de levensgenieter alcoholist werd omdat hij zijn geluk en succes onderdompelde in alcohol, en op een gegeven ogenblik het monster dat hij zelf had gecreëerd in de afschuw wekkende ogen keek, zo herken ik in mijn eigen geluk om de vrijheid die ik heb, soms ook een afgrond. Dan komt de gedachte op dat ik zomaar uit mijn comfortabele, werkzame bestaan weg zou kunnen glijden, omdat ik eenvoudigweg, ongemerkt, de interesse erin verloren heb. Dan zie ik een patroon in steeds korter wordende werkweken en het daarbinnen steeds langer uitstellen van wat niet direct noodzakelijk is. Dan identificeer ik alles wat ik in de categorieën ‘teambuilding’ en ‘representatie’ doe (en volledig gelegitimeerd, want: mijn werk, is) ineens als spijbelen of luxe, lees: als overbodig. En dan is er ineens de angst, die eigenlijk ook een verlangen is, om na een vakantie… gewoon niet meer terug te keren, om sowieso nergens meer de zogenaamde verplichtingen na te komen. Er eenvoudigweg vandoor te gaan, het liefst in gezinsverband. En dat allemaal om te kunnen doen wat ik het liefste wil en het beste kan: bestemmingen bedenken, rondreizen, rondkijken, praten en schrijven – schrijven tot ik een ons weeg, of nog minder.