Kinderen vervelen zich, ‘weten niet wat ze moeten doen’. Politici, medici en andere beslissingsbevoegde personen kijken in lange, donkere tunnels zonder einde. Anderen zijn specialist geworden op hun vakgebied, de beste in een bepaalde discipline soms en zijn hun omgeving uit het oog verloren. Wat zij gemeen hebben is dat ze vroeg of laat op zoek zijn naar een goed idee om een omwenteling, een doorbraak, vooruitgang te bewerkstelligen. Dat idee kan eenvoudig zijn, heel eenvoudig zelfs, maar daarvoor moet je wel ontvankelijk willen zijn voor de inspiratie uit onverwachte hoek.
Ik heb de indruk dat de verveling groter, de kokers en tunnels langer en de specialisering enger zijn geworden en dat er, zoals dat heet, een steeds groter ‘gat in de markt’ is ontstaan voor lessen in vrijdenken, in creativiteit. Die beginnen, zo is ook al sinds mensenheugenis bekend, met de imitatie van goede voorbeelden.
Niet zo lang geleden pakten de kinderen en ik er kranten bij om, gewapend met een zwarte stift, schrapgedichten te maken in de stijl van Dimitri Antonissen. Deze week maakten we met de inhoud van de broekzakken van F., die van alles meeneemt dat ze op straat vindt, een begin met assemblages in de geest van de straatjutter. Een prachtig en o zo eenvoudig idee, dat meer belangstelling verdient. Net als het straatjutten zelf, in welke vorm dan ook.
Archief voor juni 2011
De magie van Antwerpen
Het ontstaan van gelijkenis
Gisteravond belde ik vriend M., in verband met het overlijden van zijn vader. Hij vertelde onder andere over de Bijbel die hij toebedeeld gekregen had. Het deed me denken aan het gesprek dat ik een paar maanden geleden met N. had over de spullen waar je na verloop van een aantal verhuizingen toch maar afstand van doet. Hij bewaarde nog een kleine, driedelige encyclopedie, na jarenlang de van zijn ouders geërfde Grote Oosthoek (twintig delen) als een loodzware last van huis naar huis te hebben getorst. Die twintig delen had hij overigens van A tot Z gelezen, wat mij nauwelijks verbaasde, zoals er – dus – weinig was dat hem op zijn beurt nog verbazen kon, of waar hij niet iets van wist.
Als ik, door een telefoongesprek als dat van gisteren, weer eens over mijn eigen vader denk, dan denk ik aan zijn verzamelingen: de dunne schrijfpennetjes bijvoorbeeld, of de ongekreukte 50 euro biljetten, de Keulse potten. Zijn afwezigheid is voelbaar in zijn nu verweesde verzamelingen; verzamelingen waaraan de verzamelaar ontbreekt.
Een van zijn andere verzamelingen was een collectie zakdoeken – door mijn moeder tot keurige vierkanten platte stapeltjes katoen gestreken. Die heb ik recentelijk van haar gekregen en ondertussen in gebruik genomen. Ik ben waarschijnlijk een der laatste Mohikanen die zijn neus nog snuit in een katoenen zakdoek, maar ook voor vette kindervingers, onverwachte bloedneuzen en tranen, of andere opportune vlekken komen ze heel goed van pas. Zodanig zelfs, dat ik nu vaak twee exemplaren op zak heb – net zoals hij.