Van wandelen door bossen en velden krijg ik zin om te gaan lezen en na het lezen verlang ik naar frisse lucht en het strekken van mijn benen. Het zijn communicerende vaten; idealiter in evenwicht. Gisteren daarentegen volgde ik niet veel meer dan een slakje dat een stoepje overstak en o ja, hielp ik ’s avonds nog wel een verdwaald egeltje het huis uit weer naar buiten. Maar daarna ging ik weer verder met het lezen van gedichten tot voor de tweede keer een lichte duizeligheid mij daarbij overviel. Misschien omdat ik er teveel achter elkaar gelezen had, alsof het een roman betrof, en ik misselijk werd van de beeldenstorm van drukinkt en papier. Of zat er een sluipend gif in de verzen? Ik had nog naar buiten moeten gaan, de avondlucht in, en een wandeling moeten maken onder de zich voorbij spoedende wolken, want nu, een dag later, borrelt en gist en stroomt er nog narigheid in mijn gestel.
Archief voor mei 2011
UIt de leeszaal (61)
‘Stuart Chase and others have come near to claiming that all abstract words are meaningless, and have used this as a pretext for advocating a kind of political quietism. Since you don’t know what Fascism is, how can you struggle against Fascism? One need not swallow such absurdities as this, but one thought to recognize that the present political chaos is connected with the decay of language, and that one can probably bring about some improvement by starting at the verbal end. (…) Political language – and with variations this is true of all political parties, from Conservatives to Anarchists – is designed to make lies sound truthfull and murder respectable, and to give an appearance of solidity to pure wind.’
[George Orwell, Why I write, p. 120]
Zurückbleiben, bitte (12)
Impressies van de duisternis
Zaterdag liep ik met A. door Schiedam, voormalig centrum van de jeneverstokerij in Nederland. Een merkwaardig oord, zo op het eerste gezicht. Klein Rotterdam. Een voorstad die ontsnapt aan de verloedering. Idyllische straatjes, grachtjes, terrasjes en ‘de grootste windmolens van Europa’. Maar ook: leegstaande winkelpanden, vervallen bovenwoningen, oude pakhuizen zonder duidelijke bestemming, etalages ingericht als in de jaren 70 van de vorige eeuw, latente agressie onder de massa die door de straatjes sjokt en tegelijkertijd geruststellende traagheid en vriendelijkheid in de horeca.
We waren er voor de tentoonstelling All about drawing in het lokale Stedelijk Museum, en voor het eerst begreep ik de betekenis die een dergelijk museum voor zijn omgeving kan hebben. Want onderweg door de straten zagen we dat deze voorstad op het punt staat definitief aangeharkt te worden, maar nu nog een mooie, ruwe en cholerische kant heeft die het interessant maakt. Ik ben nieuwsgierig geworden, ik wil terug om een tweede blik op Schiedam te werpen.
Bij All about drawing maakte ik kennis met het werk van Renie Spoelstra. Hoewel de samenstellers van de tentoonstelling daar duidelijk anders over dachten, zijn tekeningen voor mij werken met potlood en houtskool op papier. Door die beperking in mijn opvatting, vielen met name het werk van Spoelstra en natuurlijk dat van Marcel van Eeden bij me in de smaak. Van Van Eeden bekeek ik de dag erna nog wat boeken en ik zag dat hij een echte verhalenverteller is, eigenlijk permanent twee verhalen tegelijk verteld, dubbele signalen afgeeft, een tweesporenbeleid voert, waardoor je langer met hem bezig blijft. Hij mag aan projecten werken, zijn werk bestuderen wordt ook een project voor mij.
Van Spoelstra bekeek ik ook de publicatie Darkness is a place in Schiedam. Daarin zijn, net als bij de tentoonstelling, haar tekeningen van ‘recreatiegebieden’ te zien; non-plekken waar zij prachtige, bijna abstracte zwart-witte beelden van maakt. Die duistere plekken kunnen overal zijn; er kan alles gebeuren, maar het meest waarschijnlijke is dat ze ergens achteraf zijn, en er dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen velen. Toch geloof ik zelf niet zozeer dat de duisternis een plek is, veeleer een state of mind, of de stand van een potlood.
We gingen met de familie, en met S. die ondertussen ook opgedoken was, eten aan zee. Donkere wolkenpakken trokken voorbij en het regende soms even langs de Jacobsladders, het was koud. De zeelucht bedwelmde, het staren naar een traag passerend schip zo hoog als een flatgebouw, dat tussen hoofd- en nagerecht ineens volledig uit ons blikveld verdween, was zinsbegoochelend. We vergaten alles.
Bij vertrek vertelde een van de kinderen van A. de tragische geschiedenis van een jongetje dat zichzelf had willen bevrijden uit het perkje van het huisje aan het strand waar kwijtgeraakte kinderen worden verzameld om later opgehaald te worden door hun ouders. Hij had in het zand een tunnel gegraven die hem onder het omheininkje door moest brengen, maar de tunnel was ingestort en hij had het leven gelaten. Een heldendaad met wanhoop tot gevolg.
Toen de schemering inviel, koesterden we ons in de omhulling door de familie, en sliepen niet lang daarna in de warme buik van hun huis. Op het moment dat ik als enige nog wakker lag, dacht ik nog even na over mijn eigen verlangen naar de duisternis, mijn nieuwsgierigheid naar het falen en mislukken, de tragedie, het verlaten en teloorgaan, de verleiding van het gevaar. Mijn fatalisme is opgesloten in een klein kamertje, waar de duisternis misschien toch een plek is, een ‘unsaferoom’. Ik herken het als ik er langs kom of het in het werk van anderen zie, en glimlach. Maar ik ga mijzelf niet bevrijden uit het huis voor de kwijtgeraakte kinderen.
Mijn ‘lievelings’
Hedendaags reisadvies
Vandaag verschenen, vanmiddag gepresenteerd in het huis van de schrijver: de dichtbundel Hedendaags reisadvies van Peter Drehmanns (De Contrabas, 2011). Er waren gehaktballen van Joep, er was soep van Maan, en vier dichters die van Peter het verzoek hadden gekregen een gedicht te schrijven met dezelfde titel als de bundel, droegen voor. Hedendaags reisadvies… het was een prachtige opdracht.
Na de rituele overhandiging van het eerste exemplaar konden de genodigden vervolgens verder drinken, en eten en praten – over paardrijden in Roemenië, het (natuurlijk!) op uiterlijk selecteren van acteurs voor de toneelschool, het verband tussen schoonheid en intelligentie, de angst voor kinderen, het tellen van woorden tijdens het schrijven, de vergetelheid voor Harry Mulisch en de noodzaak van het hebben van een idee. Zij zijn daar op dit moment vermoedelijk nog steeds mee bezig. Ik liep bij wijze van uitzondering eens wat eerder terug naar huis, met een hoofd vol om elkaar heen zoemende woorden, en met een lijf dat eerder op de dag al door mijn lijfarts tot vermoeienis was gekneed. Op weg naar rust. Vanaf nu.