We zaten over hem te praten alsof hij al dood was, mijn nicht en ik. We merkten het allebei, tegelijkertijd, en het ontroerde ons. Want het is nog niet zover. Een paar uur later ontmoette ik haar beide zonen; jongens die allang autorijden en werken, kerels al, die ik echter nog nooit gezien had. We begroetten elkaar met enthousiasme, nieuwsgierigheid eigenlijk, en zochten naar overeenkomsten in elkaars gelaatstrekken. Want hoe ver onze levens ook van elkaar af staan, hoezeer we ook verschillen, we zijn door een bloedband verbonden. Wat je ziet, wat je weet en wat je denkt, lijkt er nauwelijks toe te doen. De familieband is een onderstroom die zich weinig gelegen laat liggen aan opvattingen, verschillen of afstand. Het is een werkelijkheid die zich aan alle zintuigen onttrekt, behalve het zesde.
Archief voor februari 2011
Kantoorvreugde
Terugkeer
Ik wil dit niet, is mijn eerste reactie. Ik wil niet steeds terug naar de plekken van vroeger. Ik wil dat lelijke accent en die flauwe grappen niet meer horen; ik wil niet meer boos worden op die lompe domheid, ik wil die anderen niet meer zien. Ik wil niet dat de gangen en de kamers van het ziekenhuis bekende ruimtes worden, de artsen en de verplegers bekende gezichten. Maar het is onvermijdelijk; ik moet erdoorheen, erlangs, ernaartoe om bij mijn ouders uit te komen. Om te ontdekken dat in mijn oude thuis eigenlijk alles onveranderd is, ook al schaven tijd en ziekte nu langzaam maar zeker wonden. Door de verhalen die ik heb gehoord van anderen, zie ik de patronen van de komende weken en maanden al voor me, ook al zijn ze er nog niet. Ik voel al de vermoeidheid van het wachten, van de leegte, de stilte en van het woon-zorg verkeer in mijn gewrichten, en ik wil het niet. Iets in mij verzet zich tegen het einde, ook al weet ik dat het onvermijdelijk zal zijn. Straks. Maar ik wil het niet. Toch zal ik teruggaan, steeds weer, zolang ik weet dat de liefde daar nog huist.
De gebruikelijke verdachten
Ja, ze waren er weer, ‘Jan Kruis’ en zijn roodharige vrouw en het kleine, bebrilde, druk babbelende Rotterdammertje met zijn vrienden en die kalende man met dat linnen tasje. Maar waar was de grijze bibliothecaris die tegenwoordig een ander beroep heeft? En waar was de mannelijke vrouw (of vrouwelijke man) in de regenjas die als twee druppels water op Herr Flick uit Allo Allo lijkt? Het filmfestival Rotterdam was de afgelopen week in vele opzichten een feest der herkenning. Gelukkig verandert er evengoed genoeg. Maar wij, de heren van het Hana Bi genootschap, waren er ook weer, dat is waar.