Archief voor december 2010
Hoorspel
Vlak voordat ik in een nacht van onbegrijpelijke koortsdromen verdween, bracht ik nog een avond door met een reis door mijn kamer. Ik zat achter mijn bureau en luisterde naar het radioverslag van Ruud van Zomeren voor radio 509 over de reis die hij en zijn vrouw Inge afgelopen herfst maakten met de Trans Mongolië Express. De reis was speciaal voor slechtzienden, zoals Ruud en Inge, georganiseerd, met een begeleider voor iedere blinde of slechtziende. Ruud had de gehele reis geluidsopnamen gemaakt, zoals hij dat gewend is te doen, als geboren radiomaker. Door de vierdelige serie die hij daarvan had gemaakt, was ik getuige van die reis. Begeleiders en lokale gidsen beschreven nauwkeurig wat zij zagen, en ook Ruud en Inge lieten zich daarin niet onbetuigd.
De geluiden, en de radiostem van Ruud werkten hypnotiserend op mijn brein, en mijn bewustzijn vervloeide langzaam tot een nieuwe vorm: “… echte ouderwetse postkantoorgeluiden, zoals je die bij ons niet meer hoort” (Jekaterinenburg), en later, op de Mongoolse steppe: “…daar is het dan, het geluid waar we op hoopten: regen op de ger-tent”.
Ik was erbij en zag het zoals zij het zagen: een combinatie van voorkennis, geluiden en alle andere dan de visuele sensaties. Soms heb je bepaalde indrukken niet nodig, maar doe je ze wel op. Je vergeet ze licht, omdat je ze niet gebruikt; omdat ze geen onderdeel gaan uitmaken van je dagelijkse verhaal. Wanneer de situatie of een ander je echter de juiste vraag stelt, dan blijk je van alles geregistreerd te hebben, waarvan je nauwelijks besef had. Het lijkt op de werking van het geheugen, dat soms stoffig, afwezig of afgesloten lijkt, maar door een steekwoord, een geur, of een foto ineens onvermoede schatten kan prijsgeven. Werelden waarvoor je meestal niet kiest – ook als je je ogen sluit.
Ruud en zijn vrouw, de gidsen, de begeleiders van de reisorganisatie; zij allen kennen de kunst van het beschrijven, juist omdat ze kunnen registreren. En daardoor ontstond voor mij het ware hoorspel. Alleen mijn eigen indrukken en herinneringen van de ziende die ik ben, maar vooral mijn mede daarop gebaseerde voorstellingsvermogen, zaten de sensatie met hen mee te reizen soms in de weg. Wanneer ik die losliet, onderging ik de werkelijkheid, en zat ook ik, achter mijn bureau, in de trein naar Peking.
Met de ogen van de meesters
Uit de leeszaal (52)
‘De eerste avond nam ik Tony mee naar een pub, geloof ik, ik weet het niet zeker, dat had ik in elk geval graag gedaan of geprobeerd, ik wilde niet dat het ook maar een beetje anders was door zijn ziekte, nee, ik wilde niet dat er iets veranderde, in mijn houding, of dat hij dacht dat ik anders met hem omging dan tevoren, dan toen hij die tumor nog niet had. Maar dat viel niet mee, want hij zag er nog net zo uit, hij zag er net zo uit als altijd, behalve dat hij een vermoeide indruk maakte, weinig energie had (…) Dat zoiets gewoon uit het niets kon verschijnen, vanuit zijn binnenste, uit zijn wezen, om hem aan te vallen, om zijn wezen in gevaar te brengen, dat begrijp ik nog steeds niet. Misschien valt er niets te begrijpen, misschien is begrip simpelweg niet mogelijk, niet toepasbaar bij zoiets. Maar het is zwaar, zwaar, om niet te proberen dat te begrijpen, zelfs voor mij, die ervan uitgaat dat alles niets is, dat er geen diepere zin bestaat.’
[B.S. Johnson, Ongeluksvogels.]