Archief voor september 2010
De feiten
Magnolia
Niet alle bomen worden met een reden geplant. Toegegeven, als ze onderdeel zijn van een bos in aanbouw of van een tuin onder constructie, dan kun je dat ook een reden noemen. Maar gisteren zag ik een boom van betekenis geplant worden, één enkele boom, een magnolia, en ik hoorde de planters hun redenen daarvoor geven. Deze boom was geen doel op zichzelf, en hij werd neergezet in de linkerbovenhoek van een gazon als een biljartlaken, in een verborgen hartkamer van de stad.
De magnolia werd geplant ter nagedachtenis aan M., die erop uit had kunnen kijken vanachter haar bureau, als ze nog bij ons was geweest. Ze vloog laag over, aldus de kleine F., maar alleen zij kon dat zien. De genodigden mochten ideeën, dromen, verlangens en wensen op kaartjes schrijven en in de boom hangen. Daardoor werd het die middag een boom vol dromen, en werd het verdriet en de schaduw van de ontijdige dood weer wat verder verdreven – totdat de muziek werd aangezet. De boom zal ieder jaar kort maar uitbundig bloeien in haar lievelingskleur.
Zoals de ceremoniemeester van dienst al zei: over vele jaren zullen mensen zich misschien afvragen waarom deze boom juist op die plek was neergezet. Zo gaan die dingen. Redenen, als ze er al zijn, verdwijnen uit het zicht, met de tijd. Wat rest zijn de feiten – en postume reconstructies, speculaties en interpretaties daarvan, verschillend vanuit ieder ander perspectief.
Het planten van de magnolia had een reden, maar je zou ook kunnen spreken van een samenloop van omstandigheden, of van het lot. Laat het dat zijn: ik was getuige van het lot.
Zurückbleiben, bitte (9)
De tel kwijt
Tijdens het zwemmen ga ik om de seconde onder water of kom ik boven. De muziek die in het zwembad wordt gedraaid – rond het tijdstip dat ik er meestal ben verbleekte jaren tachtig pop – bereikt mijn oren dus in flarden: ‘Ik… getwijf… er B…gië, … dat …tje … zo …acht’. Niet alleen mijn bewustzijn van de muziek houdt zich aan dat ritme (al maak ik onder water tekst en melodie soms in gedachten af: ‘…heb …eld ov.. …el…, want … taal… is … z…’). Ook mijn gedachten raken versplinterd. Ik zie van alles onder en boven water, en denk er ook van alles bij, maar ideeën spoelen meestal weg zonder ooit vaste grond onder de voeten te hebben gekregen. Ik neem me voor zestig baantjes te zwemmen en ze te tellen, maar soms ook om gewoon driekwartier lekker te zwemmen – wat qua afstand dan ongeveer op hetzelfde neerkomt, met als gevolg dat ik de tel kwijtraak én een onbevredigd gevoel in mijn spieren sluipt. Ik zwem omdat het uiteindelijk lekker is, maar vooral om wat beweging te hebben na een middag achter mijn bureau en verdwenen in mijn hoofd. Zodra ik echter lekker beweeg, en lichaam en geest weer een soepele eenheid lijken te worden, kruipt mijn verbeelding waar hij beter niet gaan kan. Want eindelijk heb ik dan blijkbaar de rust voor overzicht en nieuwe plannen. Soms lijkt onderduiken de oplossing, dan weer boven komen. Het is, seconde om seconde, zoiets als de paradox van het leven niet te kunnen leven en analyseren tegelijkertijd. You simply cannot have your cake and eat it. In die ene seconde van dat inzicht lijkt zwemmen een deel voor het geheel te zijn. Ik kom boven en vraag me weer eens af of leven en schrijven elkaar op dezelfde manier uitsluiten. Maar als ik onderduik, verdwijnt ook die kwestie met het strekken, spreiden en sluiten van mijn armen en benen. Tot ik uit het water ben gestapt.