Voor mijn dag in Gent gisteren had ik twee bestemmingen bedacht. Absolute prioriteit had het Dr. Guislain Museum. In dit negentiende eeuwse psychiatrische ziekenhuis, dat deels nog in gebruik is als zodanig, bezocht ik de tentoonstelling De wereld andersom gewijd aan art brut kunst – die mij al jaren bezighoudt. Maar er was veel meer.
De vaste opstelling van het museum bevat een aantal zalen die de ‘geschiedenis van de psychiatrie’ behandelen, waarin met name allerlei gereedschap te zien is waarmee geestesziekte werd onderzocht en behandeld, variërend van röntgen- en elektroshockapparatuur, dwangbuizen, een dwangbed en dompelinstallaties tot een hersenzaagmachine. Ook de werken over frenologie en andere gedateerde vormen van typeren en meten, toonden vooral de mechanische geschiedenis van de psychiatrie. Fascinerende apparatuur om te zien, ook vanwege de geest waaruit het voortkwam; het getuigde op een ontroerende manier van een zoektocht naar grip op het ongrijpbare.
Dr. Guislain had een duidelijke visie op de behandeling van geesteszieken, en die bestond voor een deel uit baden, uit arbeid, uit zogenaamde ‘morele therapie’, die ook enige wreedheid niet uitsloot. Zijn streven naar een landelijke, rustgevende omgeving voor de patiënten, kon hij doorvoeren tot in de architectuur van dit later naar hem genoemde gesticht, het eerste van België. Wanneer je het gebouw betreedt, betreed je een archetypisch, negentiende eeuws gekkenhuis. Al doolde er maar een enkele patiënt door de tuinen en lange gangen, ik voelde het, en ervoer een mengeling van schroom en ziekelijke nieuwsgierigheid, maar ook angst – voor mijzelf en voor anderen. Ik schudde vooruitzichten op een nabije toekomst in deze wereld maar met moeite van me af, zij het niet geheel.
Aan het museum, het gebouw zelf (de wind over de binnenplaats, de verlaten eetzaal, de half duistere museumwinkel annex bibliotheek, de contemplatieve kronkelpaadjes in de tuintjes) had ik eigenlijk al genoeg. En dat terwijl ik gisteren ook nog naar de Gentse wijk Moscou had willen gaan om er de krijttekeningen van Bart Lodewijks te bekijken. Daar had ik, na vier uur Dr. Guislain Museum, echter niet meer de energie voor. Gelukkig had ik, vanuit de trein, vlak na station Gentbrugge, links reeds het zwarthouten huisje langs het spoor gezien. Een innerlijk gejuich steeg in mij op. Door een blik op zijn website kon ik naderhand vaststellen dat dit werk naadloos gepast zou hebben gepast in de tentoonstellingen in het Guislain Museum. Misschien tast kunst de grens af tussen wat waan is en wat zin. En als het nog verwaaien en verregenen kan als krijt op een muur, dan is het goed.